ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9283

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3932 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze werd per 11 juni 2006 ingetrokken. Het bezwaar dat appellant hiertegen indiende, werd door het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank Roermond oordeelde in een eerdere uitspraak dat het beroep van appellant gegrond was en het Uwv opdroeg om een nieuw besluit te nemen. Het Uwv nam daarop een nieuw besluit, maar verklaarde het bezwaar van appellant opnieuw ongegrond.

In hoger beroep stelde appellant dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. Hij voerde aan dat uit informatie van zijn behandelende artsen bleek dat zijn medische beperkingen zowel voor als na de intrekking van de uitkering aanwezig waren. Appellant overhandigde ook een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, waaruit bleek dat zijn voormalige huisarts een waarschuwing had gekregen voor zijn gedrag. Appellant betoogde dat de inadequate zorg van deze huisarts had geleid tot een verslechtering van zijn medische klachten.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellant. De Raad vond dat de door appellant ingebrachte informatie in hoger beroep geen nieuw licht op de zaak wierp. De Raad onderschreef het standpunt van de bezwaarverzekeringsartsen en concludeerde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de functies waarop de schatting was gebaseerd, geschikt waren. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen waren om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

08/3932 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 30 mei 2008, 08/179 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Bouts, advocaat te Margraten, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Bouts, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.E.C. Veugen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontving een uitkering uit hoofde van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bij besluit van 20 april 2006 heeft het Uwv deze uitkering met ingang van 11 juni 2006 ingetrokken. Het hiertegen gerichte bezwaar is bij besluit van 31 januari 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 16 november 2007 het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard, het vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
1.2. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft het Uwv het bestreden besluit van 20 december 2007 genomen, waarbij het bezwaar van appellant opnieuw ongegrond is verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep stelt appellant zich op het standpunt dat te weinig rekening is gehouden met zijn beperkingen, nu uit nader ingewonnen informatie van de hem behandelende artsen zou blijken dat de medische beperkingen van appellant zowel voor 11 juni 2006 als nadien in dezelfde mate aanwezig waren. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant deze en andere informatie van de behandelend sector ingebracht. Tevens heeft appellant een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 21 juli 2009 overgelegd waaruit blijkt dat zijn voormalige huisarts een waarschuwing is opgelegd. Appellant stelt dat juist vanwege de weinig adequate medische zorg van deze huisarts, zoals het Centraal Medisch Tuchtcollege dat heeft bevestigd, zijn medische klachten aanzienlijk zijn toegenomen.
4.1. De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen. De door appellant in hoger beroep overgelegde informatie werpt naar het oordeel van de Raad geen ander licht op de zaak. De Raad onderschrijft in dit verband het standpunt van de bezwaarverzekerings-artsen in hun rapporten van 21 augustus 2008, 14 oktober 2008 en 5 augustus 2009. De uitspraak van het Centraal Medisch Tuchtcollege maakt dat niet anders want appellants voormalig huisarts kreeg enkel een waarschuwing voor een gebrek aan de juiste houding en het juiste gedrag.
4.2. Aangezien de Raad daarnaast van oordeel is dat het Uwv de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in voldoende mate heeft aangetoond, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
4.3. De Raad acht geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) I.R.A. van Raaij.
EK