ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3414 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met depressieve klachten

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 oktober 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.H. Klijnstra, betwistte de beslissing van het Uwv om zijn uitkering te herzien van 80-100% naar 55-65% arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de medische grondslag van de schatting en de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, beoordeeld. De Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) vermeldt dat appellant is aangewezen op werk onder toezicht en begeleiding, maar de Raad oordeelt dat de functie van medewerker afwaskeuken niet per definitie ongeschikt is voor appellant. De bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen wisseldiensten, wat in contrast staat met de stelling van appellant dat hij alleen in een omgeving met bekende personen kan werken. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad heeft geen termen gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

08/3414 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2008, 07/1580 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.H. Klijnstra, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Klijnstra. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het Uwv in de gelegenheid gesteld om nader toe te lichten of het namens appellant ter zitting ingenomen standpunt dat de functie keukenhulp (SBC-code 111331, functienummer 9311-0002-039) wegens wisselende diensten niet geschikt is, leidt tot wijziging van het in het onderhavige beroep ingenomen standpunt.
Bij brieven van 21 en 26 augustus 2009 heeft het Uwv aangegeven dat en gemotiveerd waarom het ingenomen standpunt wordt gehandhaafd. Bij brieven van
24 en 28 augustus 2009 heeft appellant op het standpunt van het Uwv gereageerd.
Op verzoek van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 29 januari 2007 heeft het Uwv appellants uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 28 maart 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Bij besluit van 11 juni 2007 (bestreden besluit) heeft het Uwv appellants bezwaren ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 december 2006. In haar oordeel heeft de rechtbank betrokken dat de verzekeringsarts appellant lichamelijk en oriënterend psychiatrisch heeft onderzocht. Op verzoek van de verzekeringsarts is een expertise verricht door CAP Nederland. De verzekeringsarts heeft deze gegevens bij zijn beoordeling betrokken. Voorts is informatie ingewonnen bij appellants huisarts. Door appellant zijn in beroep voorts geen gegevens of stukken overgelegd die de rechtbank liet twijfelen aan het verzekeringsgeneeskundig oordeel. Appellants beroep op het verzekeringsgeneeskundig protocol Depressieve stoornis treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel nu dit protocol op 1 juli 2007 en derhalve na de datum in geding in werking is getreden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag is gebaseerd.
3. Het hoger beroep van appellant richt zich tegen het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische grondslag van de schatting en de medische geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
4.1. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit en maakt deze tot de zijne.
4.2. Uitgaande van de juiste waardering van de beperkingen van appellant, heeft de Raad geen aanwijzingen dat de in aanmerking genomen functies niet geschikt zijn.
4.3. Het betoog van appellant ter zitting dat de functie keukenhulp in verband met wisseldiensten niet geschikt is, nu hij alleen in een omgeving met bekende personen kan werken, heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht. De FML vermeldt dat appellant is aangewezen op werk dat onder rechtstreeks toezicht (veelvuldig feedback) en/of onder intensieve begeleiding wordt uitgevoerd, waarbij de verzekeringsarts als toelichting heeft opgenomen dat appellant in de eerste weken van nieuw werk, tot hij bekend is met zijn nieuwe werkzaamheden en collega’s, op begeleiding door een coach is aangewezen. Naar het oordeel van de Raad kan uit de beschrijving van de functie medewerker afwaskeuken echter niet worden afgeleid dat appellant telkens werkt in een omgeving met voor hem onbekende personen. Anders dan appellant meent, blijkt uit de FML dan wel uit de verzekeringsgeneeskundige rapporten ook niet dat hij is aangewezen op arbeid zonder wisseldiensten. De bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven dat een beperking is gesteld op nachtdiensten omdat mensen met depressieve klachten een wat groter risico hebben op toename van depressieve klachten als er slaapstoornissen zijn, maar dat tegen wisseldiensten geen bezwaar bestaat. In het rapport van 26 augustus 2009 heeft de bezwaararbeidsdeskundige nader toegelicht dat de functie medewerker afwaskeuken wordt gekenmerkt door wisselende diensten, maar dat geen sprake is van middag-, avond- of nachtdiensten. De Raad is van oordeel dat daarmee voldoende overtuigend is onderbouwd dat appellant met de voor hem in de FML opgenomen beperkingen in staat is de geduide functies uit te oefenen.
4.4. Het onder 4.1 tot en met 4.3 overwogene leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.5. De Raad acht geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) I.R.A. van Raaij.
TM