ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9254
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.T. de Kwaasteniet
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 juli 2008, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Appellante had op 21 december 1998 haar werkzaamheden gestaakt vanwege psychische klachten en ontving vanaf 20 december 1999 een WAO-uitkering van 80 tot 100%. Het Uwv herzag deze uitkering per 16 januari 2007 naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 25 tot 35%, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 oktober 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de herziening van de WAO-uitkering voldoende medische en arbeidskundige grondslag had. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef deze beslissing. De Raad vond geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de inschatting van de arbeidsbeperkingen van appellante, die was gebaseerd op rapporten van psychiater J. IJsselstein en zenuwarts G.W. de Graaff.
Appellante had in hoger beroep haar eerdere argumenten herhaald en verwezen naar rapporten van medische experts. De Raad concludeerde dat het Uwv de beperkingen van appellante niet had onderschat en dat appellante in staat was om de geduide functies uit te oefenen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
Deze uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen en de rol van deskundigen in het proces van herziening van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.