ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9242

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1903 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische grondslag van een WAO-uitkering en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Het Uwv had op 11 juni 2007 een besluit bekendgemaakt waarin de WAO-uitkering van appellant werd gehandhaafd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Appellant, die sinds 1995 kampt met hartproblemen en andere medische klachten, stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening hield met zijn beperkingen, met name zijn beenklachten als gevolg van polyneuropathie.

Tijdens de zitting op 21 augustus 2009 verscheen appellant niet, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische rapporten en de FML beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de medische situatie van appellant. De Raad oordeelde dat de resterende functies die voor appellant beschikbaar zijn, geschikt zijn en dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier I.R.A. van Raaij, en werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2009.

Uitspraak

08/1903 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 februari 2008, 07/2504, (de aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant stelde hoger beroep in en zond op 9 augustus 2009 aanvullende stukken in.
Het Uwv voerde verweer, zond twee nadere arbeidskundige rapporten in en reageerde met een rapport van de bezwaarverzekeringsarts op de door appellant in hoger beroep ingebrachte medische informatie.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 21 augustus 2009. Appellant verscheen niet. Namens het Uwv verscheen mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 11 juni 2007 door het Uwv bekend gemaakte besluit. Hierbij handhaaft het Uwv zijn besluit van 22 januari 2007, waarbij appellants WAO-uitkering onveranderd is berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. Sinds 1995 ondervindt appellant hartproblemen. Op 9 juni 1999 staakte appellant zijn werk als isolatieplaatwerker in verband met arm- en longklachten. Appellant heeft verder suikerziekte en als gevolg hiervan polyneuropathie in zijn benen.
3.2. Het Uwv kende appellant met ingang van 6 juni 2000 een WAO-uitkering toe en berekende deze naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
3.3. Op 2 november 2006 onderzocht de verzekeringsarts appellant. Hij verkreeg informatie van de appellant behandelend cardioloog en beschreef de voor appellant geldende medische beperkingen in een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Hierbij hield de verzekeringsarts rekening met alle klachten van appellant, ook de beenklachten als gevolg van polyneuropathie. De verzekeringsarts is het met die FML eens, ook nadat hij kennis nam van nadere informatie van appellants behandelend cardioloog.
3.4. Aan de hand van de FML selecteerde de arbeidsdeskundige functies die voor appellant geschikt zijn. In hoger beroep liet de arbeidsdeskundige twee van die functies als ongeschikt vervallen, waarmee vier functies overblijven. Ook dan becijfert de bezwaararbeidsdeskundige het loonverlies op 15-25%.
4. In hoger beroep herhaalt appellant zijn beroepsgrond dat de FML onvoldoende rekening houdt met zijn medische beperkingen; hij meent dat de verzekeringsartsen geen of onvoldoende rekening hielden met zijn beenklachten.
5.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. Tegenover het gemotiveerde oordeel van de verzekeringsartsen stelt appellant alleen zijn eigen, andersluidende lekenopvatting. Uit de medische rapporten blijkt duidelijk dat ook met de beenklachten van appellant is rekening gehouden.
5.2. Het Uwv lichtte voldoende toe dat de (resterende) functies voor appellant geschikt zijn.
5.3. Het hoger beroep slaagt niet.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) I.R.A. van Raaij.
TM