ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9242
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Stam
- I.R.A. van Raaij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag van een WAO-uitkering en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Het Uwv had op 11 juni 2007 een besluit bekendgemaakt waarin de WAO-uitkering van appellant werd gehandhaafd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Appellant, die sinds 1995 kampt met hartproblemen en andere medische klachten, stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening hield met zijn beperkingen, met name zijn beenklachten als gevolg van polyneuropathie.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2009 verscheen appellant niet, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische rapporten en de FML beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de medische situatie van appellant. De Raad oordeelde dat de resterende functies die voor appellant beschikbaar zijn, geschikt zijn en dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier I.R.A. van Raaij, en werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2009.