ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9238

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3882 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van Wajong-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de intrekking van haar Wajong-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. Appellante, die als jonggehandicapte een uitkering ontving vanwege psychiatrische problematiek, heeft in hoger beroep informatie ingebracht van haar behandelende psychiater. Deze informatie stemt overeen met de inlichtingen die de bezwaarverzekeringsarts in zijn afweging heeft betrokken. De Raad concludeert dat deze informatie geen aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die is opgesteld door de verzekeringsarts.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 25% bedraagt, en dat het Uwv de intrekking van de Wajong-uitkering met ingang van 16 mei 2007 terecht heeft gehandhaafd. Appellante had in het verleden al meerdere keren medische beoordelingen ondergaan, waaruit bleek dat zij over restmogelijkheden tot het verrichten van arbeid beschikte. De verzekeringsarts concludeerde in september 2006 dat appellante arbeid kon verrichten in een meegaande werksfeer gedurende 32 uren per week.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan appellante zijn aangeboden, geschikt zijn. Het hoger beroep van appellante wordt dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2009.

Uitspraak

08/3882 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 mei 2008, 07/1468, (de aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante stelde mr. J.L. Wittensleger, advocaat te Amsterdam, hoger beroep in en zond hij op 9 augustus 2009 aanvullende stukken in.
Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 21 augustus 2009. Appellante verscheen met de bijstand van mr. Wittensleger. Namens het Uwv verscheen E. van den Brink.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) op 17 augustus 2007 door het Uwv bekend gemaakte besluit. Hierbij handhaaft het Uwv de intrekking van de Wajong-uitkering van appellante met ingang van 16 mei 2007. De mate van de arbeidsongeschiktheid van appellante bedraagt dan minder dan 25%.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. Appellante kreeg als jonggehandicapte een uitkering vanwege psychiatrische problematiek. De verzekeringsgeneeskundige gaf in september 1992 aan dat appellante arbeid kon verrichten in een meegaande werksfeer gedurende 32 uren per week. De angsten van appellante bleken bij medisch onderzoek in maart 1994 na therapie zodanig verbleekt, dat de verzekeringsgeneeskundige geen medische arbeidsbeperkingen meer zag. Ook bij de medische herbeoordelingen in december 1994 en 5 januari 1996 bleek appellante over restmogelijkheden tot het verrichten van arbeid te beschikken. Om uiteenlopende redenen leidden deze beoordelingen niet tot de intrekking of de verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante.
3.2. Op 1 september 2006 onderzocht de verzekeringsarts appellante. Hij beschreef de voor appellante geldende medische beperkingen in een zogenaamde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3.3. Aan de hand van de FML selecteerde de arbeidsdeskundige functies waarvan de belasting de belastbaarheid van appellante niet zou overtreffen.
3.4. In bezwaar beschikte de bezwaarverzekeringsarts over informatie van de huisarts. De bezwaarverzekeringsarts onderschrijft de FML.
4.1. In hoger beroep herhaalt appellante haar beroepsgrond dat de FML onvoldoende rekening houdt met haar medische beperkingen. De door de arbeidsdeskundige geselecteerde, resterende functies zijn voor haar te belastend.
4.2. Verder meent appellante dat het Uwv nader moet motiveren waarom hij, anders dan in het verleden, voor haar nu mogelijkheden ziet om arbeid te verrichten.
5.1. De beroepsgrond onder 4.2 slaagt niet, want de verzekeringsartsen zagen ook in het verleden steeds arbeidsmogelijkheden voor appellante.
5.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. In hoger beroep bracht appellante informatie in van de haar behandelende psychiater die inhoudelijk overeenstemt met de inlichtingen die de bezwaarverzekeringsarts kenbaar in zijn afweging betrok. Deze informatie geeft geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de FML.
5.3. In bezwaar lichtte het Uwv voldoende toe dat de functies voor appellante geschikt zijn.
5.4. Het hoger beroep slaagt dus niet.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) I.R.A. van Raaij.
TM