ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9228

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4089 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die lijdt aan hartproblemen, hoge bloeddruk, een slechte conditie en rugklachten, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 maart 2007, waarin zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft in haar uitspraak van 10 juni 2008 het bestreden besluit van het Uwv onderschreven, waarbij werd gesteld dat appellant op de datum van 18 september 2006 weliswaar beperkingen ondervond, maar dat hij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor bepaalde werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd en dat de informatie van de behandelende artsen adequaat was gewogen.

In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald en aanvullende informatie van zijn cardiologen ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld als vaststaand aangenomen en zich achter de overwegingen van de rechtbank geschaard. De Raad concludeert dat de nagekomen informatie van de cardiologen niet leidt tot een andere conclusie over de belastbaarheid van appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de medische beoordeling van het Uwv te betwisten, aangezien de situatie van appellant op de relevante datum in geding staat. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, met I.R.A. van Raaij als griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2009.

Uitspraak

08/4089 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 juni 2008, 07/1426 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. van Dijk, advocaat te Hilversum, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Dijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.M.H. Rokebrand.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 15 maart 2007 heeft het Uwv de door appellant op 18 augustus 2006 per 18 september 2006 aangevraagde uitkering ingevolgde de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
1.2. Tegen het besluit van 15 maart 2007 is bezwaar gemaakt en appellant stelt dat hij als gevolg van de hartproblemen, een hoge bloeddruk, een slechte conditie en rugklachten volledig arbeidsongeschikt is. Tijdens de hoorzitting is nog aangevoerd dat appellant wegens acute hartproblemen opnieuw (tweemaal) is gedotterd.
1.3. Het bezwaar is bij besluit van 24 juli 2007 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellant op 18 september 2006 weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat hij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. Vergelijking van de loonwaarde van de middelste van de drie functies met de hoogste lonen, te weten € 9,89 met het voor appellant geldende maatmaninkomen van € 13,53 resulteert volgens de bezwaararbeidsdeskundige in een loonverlies van 31,3%.
2.1. In beroep is in essentie hetzelfde aangevoerd als in bezwaar. Daarbij is een rapportage overgelegd van verzekeringsarts J.G. van Kranen van 10 juli 2007, die appellant wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid per 24 maart 2007 volledig arbeidsongeschikt acht vanwege een ziekenhuisopname gevolgd door intensieve revalidatie.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
24 juli 2007 desalniettemin ongegrond verklaard.
2.3.1. Ten aanzien van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft de rechtbank onder meer overwogen dat er sprake is geweest van een voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de uit dat onderzoek getrokken conclusies voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat alle informatie afkomstig van de verschillende behandelaars bij de beoordeling is betrokken en dat in de verzekeringsgeneeskundige rapportages voldoende is gemotiveerd hoe die informatie is gewogen. Door appellant is niet met medische gegevens aannemelijk gemaakt dat er sprake is van meer beperkingen dan uit het onderzoek naar voren is gekomen.
2.3.2. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding gezien de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. Daarbij is aangetekend dat de medische situatie van appellant op 18 september 2006 ter beoordeling staat. Ten aanzien van het in beroep ingebrachte rapport van Van Kranen onderschrijft de rechtbank de opvatting van het Uwv dat deze informatie niet ziet op de datum in geding, maar op de periode ruim daarna zodat daaraan geen betekenis kan worden gehecht voor de beoordeling van dit geschil.
2.3.3. De rechtbank heeft zodoende geconcludeerd dat het Uwv bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant de beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek niet heeft onderschat.
2.4. Tot slot heeft de rechtbank de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3. De Raad neemt als vaststaande aan de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft aangenomen.
4. In hoger beroep zijn de onder 1.2. en 2.1. weergegeven gronden herhaald. Daarnaast is nog informatie ingebracht van de appellant behandelende cardiologen.
5. De Raad stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak. De nagekomen informatie van de cardiologen leidt niet tot een andere conclusie ten aanzien van de vastgestelde belastbaarheid van appellant.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) I.R.A. van Raaij
EK