de Korpsbeheerder van de politieregio Kennemerland (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 6 december 2007, 06/6512
(hierna: aangevallen uitspraak),
[betrokkene], (hierna: betrokkene),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 3 september 2009
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Betrokkene heeft een zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M. Vinjé. Het Uwv is, met bericht, niet verschenen. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem.
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
1.1. Bij besluit van 2 september 2005 heeft appellant betrokkene met ingang van 15 oktober 2005 eervol ontslag verleend wegens ongeschiktheid, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken, voor zijn functie als hoofdagent bij de politieregio Kennemerland. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen het ontslagbesluit en hij heeft tevens een uitkering ingevolge de WW aangevraagd bij het Uwv.
1.2. Bij besluit van 14 maart 2006 heeft het Uwv deze uitkering bij wijze van maatregel met ingang van 17 oktober 2005 blijvend geheel geweigerd wegens verwijtbare werkloosheid. Bij besluit van 6 juli 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 14 maart 2006 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft hierbij het standpunt ingenomen dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, te weten overmatig alcoholgebruik in het verkeer, en zich daardoor verwijtbaar zodanig heeft gedragen dat hij redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat dit gedrag de beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg zou kunnen hebben.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het standpunt van het Uwv dat betrokkene heeft kunnen voorzien dat zijn gedrag zou leiden tot ontslag niet houdbaar is. Ter motivering van haar oordeel heeft de rechtbank verwezen naar haar uitspraak in de ontslagprocedure, waarin zij tot het oordeel is gekomen dat appellant de ongeschiktheid van betrokkene voor zijn functie onvoldoende heeft gemotiveerd.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat de rechtbank de ernst van de betrokkene verweten gedraging heeft miskend. Volgens appellant heeft betrokkene, gezien de aard en de ernst van het delict in relatie tot zijn functie, in combinatie met het verzwijgen ervan door betrokkene en het vervolgens door hem afleggen van een leugenachtige verklaring, zich verwijtbaar zodanig gedragen, dat ontslag voor betrokkene redelijkerwijs voorzienbaar was.
3.2. Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat het bestreden besluit om andere redenen dan de rechtbank heeft geoordeeld geen stand kan houden, omdat er daarbij ten onrechte van is uitgegaan dat betrokkene voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering. Dat is onjuist, aldus het Uwv, omdat ten tijde van het bestreden besluit nog niet vaststond dat betrokkene het recht op onverminderde door-betaling van zijn loon had verloren, aangezien het ontslagbesluit op dat moment nog niet rechtens vaststond. Het Uwv had in die situatie slechts tot toekenning van een voorschot kunnen overgaan.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW is bepaald dat de werknemer dient te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Ingevolge artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW is de werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien hij zich verwijtbaar zodanig heeft gedragen dat hij redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat dit gedrag de beëindiging van de dienstbetrekking tot gevolg zou kunnen hebben.
4.2. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van heden in de zaak met de nrs. 08/67 AW en 09/2515 AW is de Raad van oordeel dat betrokkene verwijtbaar werkloos is geworden. De Raad onderschrijft de aangevallen uitspraak dan ook niet. De Raad is evenwel met het Uwv van oordeel dat het bestreden besluit om de door het Uwv genoemde reden geen stand kan houden en voor vernietiging in aanmerking komt.
4.3. Aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het bestreden besluit dus terecht, zij het op onjuiste gronden, heeft vernietigd zal de Raad de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden bevestigen.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2009.