ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8727

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4990 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering van het nemen van een beslissing op bezwaar door de Commandant Defensie Inlichtingen- en Veiligheidsinstituut

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de fictieve weigering van de Commandant Defensie Inlichtingen- en Veiligheidsinstituut om een beslissing te nemen op het bezwaar van appellant. Appellant had op 22 juli 2008 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om compensatie voor extra reistijd, veroorzaakt door het uitstel van de verhuizing van het Defensie Inlichtingen- en Veiligheidsinstituut. Op 6 augustus 2009 heeft appellant beroep ingesteld tegen de vermeende fictieve weigering van de commandant om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, zoals eerder bevolen door de rechtbank op 24 juni 2009.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de commandant niet tijdig een nieuwe beslissing heeft genomen, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit in de zin van de Awb. De commandant was verplicht om binnen zes weken na de uitspraak van 24 juni 2009 een nieuwe beslissing te nemen, maar deze termijn was overschreden op het moment dat appellant zijn beroepschrift indiende.

De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een nieuw besluit vernietigd. De commandant is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarnaast is de commandant veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 80,50. Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2009.

Uitspraak

09/4990 MAW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
[appellant], (hierna: appellant),
en
de Commandant Defensie Inlichtingen- en Veiligheidsinstituut (hierna: commandant)
Datum uitspraak: 24 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 22 juli 2008 heeft de commandant het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om compensatie voor de extra reistijd als gevolg van het uitstel van de verhuizing van het Defensie Inlichtingen en Veiligheidsinstituut naar ’t Harde ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 juni 2009, 08/4107, is - voor zover hier van belang - het beroep van appellant tegen het besluit van 22 juli 2008, voor zover gericht tegen de afwijzing van het verzochte buitengewoon verlof, gegrond verklaard, dat besluit in zoverre vernietigd en de commandant opgedragen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van appellants verzoek om vergoeding in tijd met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Zowel de commandant als appellant hebben hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak.
Appellant heeft bij brief van 6 augustus 2009 beroep ingesteld tegen - naar wordt gesteld - de fictieve weigering van de commandant om ter uitvoering van de uitspraak van 24 juni 2009 een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij is gevorderd dat de commandant ertoe veroordeeld wordt alsnog binnen twee weken op het bezwaar te beslissen met het betalen van een boete van € 250 per dag, aanvangende 14 dagen na de toezending van de uitspraak, indien de commandant niet binnen deze termijn beslist.
Op 15 september 2009 is namens de commandant desgevraagd aan de Raad meegedeeld dat nog geen nieuw besluit op bezwaar is genomen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. De Raad ziet hierin aanleiding onder een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Awb mede te verstaan het niet tijdig nemen van een nieuw besluit na vernietiging door de rechtbank van de oorspronkelijke beslissing op bezwaar. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, is de Raad bevoegd om uitspraak te doen op een beroep dat is gericht tegen een dergelijk niet tijdig nemen van een nieuw besluit.
2. De door de commandant en appellant ingestelde hoger beroepen hebben geen schorsende werking. Gelet op artikel 7:10, eerste lid, van de Awb was de commandant gehouden om binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na de verzending op 24 juni 2009 van de uitspraak van
24 juni 2009 een nieuwe beslissing te nemen op het door appellant tegen het besluit van 3 juni 2008 gemaakte bezwaar.
3. De Raad stelt vast dat toen appellant zijn beroepschrift indiende, de voormelde termijn van zes weken was overschreden en dat bij de op 15 september 2009 ingewonnen inlichtingen niet gebleken is van toepassing van artikel 7:13 van de Awb. Gelet op het feit dat nog steeds geen nieuwe beslissing op het bezwaar is genomen, acht de Raad het beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit kennelijk gegrond. Dit met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een nieuw besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. De Raad zal de commandant opdragen om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de Raad in de gegeven omstandigheden geen aanleiding.
4. De Raad acht termen aanwezig om de commandant met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 80,50 wegens verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een nieuwe beslissing op het door appellant tegen het besluit van 3 juni 2008 gemaakte bezwaar gegrond;
Vernietigt dat besluit;
Draagt de commandant op om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en bekend te maken aan appellant;
Veroordeelt de commandant in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 80,50.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2009.
(get) M.C. Bruning.
(get) P.W.J. Hospel.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
HD