[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 augustus 2008, 07/3880 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 17 september 2009
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren [in] 1939, was ten tijde van zijn overlijden [in] 2006 eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving vanaf juli 2004 een ouderdomspensioen en een toeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2. Bij brief van 3 oktober 2006 heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3. Bij besluit van 23 juli 2007 heeft de Svb de aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en appellante evenmin recht had op een nabestaandenuitkering op grond van internationale regelingen.
1.4. Bij besluit op bezwaar van 3 september 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het besluit van 23 juli 2007 gehandhaafd en het tegen dat besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij een uitkering nodig heeft om haar gezin te onderhouden en dat zij bereid is voor haar echtgenoot postuum de premies voor de vrijwillige verzekering te voldoen.
4. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.1. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
4.2. Het sedert juli 2004 aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen kon niet tot verplichte verzekering voor de volksverzekeringen leiden, zodat de echtgenoot van appellante ook niet op grond van het hem toegekende AOW-pensioen als verzekerd ingevolge de ANW kon worden aangemerkt. Nu ook overigens niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden vrijwillig verzekerd was voor de ANW, is terecht geoordeeld dat appellante geen aanspraak heeft op een nabestaandenuitkering ingevolge die wet. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, kan de Raad niet tot een ander oordeel brengen.
4.3. Voorts stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering bestaat.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2009.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij en présence du M.C.T.M. Sonderegger en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 17 septembre 2009.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.