ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8346

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/3914 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van niet-verzekering echtgenoot

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) omdat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante, woonachtig in Marokko, stelde dat zij als weduwe recht had op deze uitkering en was bereid om de premies voor de vrijwillige verzekering alsnog te voldoen.

De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, waardoor hij niet verzekerd was krachtens de ANW. De Raad heeft ook overwogen dat, hoewel de echtgenoot van appellante tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd was op basis van zijn AOW-pensioen, hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren na deze datum. Dit leidde tot de conclusie dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestond.

Daarnaast heeft de Raad opgemerkt dat appellante niet heeft betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden ook niet verzekerd was volgens de Marokkaanse wetgeving. Hierdoor was er ook op basis van internationale verdragen geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, met M.C.T.M. Sonderegger als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

08/3914 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2008, 07/2632 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 17 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren [in] 1920, was ten tijde van zijn overlijden eveneens woonachtig in Marokko, alwaar hij [in] 2004 is overleden. De echtgenoot van appellante ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2. Bij brief van 6 november 2006 heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3. Bij besluit van 5 april 2007 heeft de Svb de aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en appellante evenmin recht had op een nabestaandenuitkering op grond van internationale regelingen.
1.4. Bij besluit op bezwaar van 7 juni 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het besluit van 5 april 2007 gehandhaafd en het tegen dat besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij weduwe is en bereid is alsnog voor haar echtgenoot postuum de premies voor de vrijwillige verzekering te voldoen.
4. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
4.1. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
4.2. Voor zover de echtgenoot van appellante op grond van zijn AOW-pensioen tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd is geweest krachtens de volksverzekeringen op grond van het met ingang van die datum vervallen artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746), bestond voor hem vanaf 1 januari 2000 de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren. Niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak bestaat op een nabestaandenuitkering krachtens die wet.
4.3. Voorts stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering bestaat.
4.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
NK
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij en présence M.C.T.M. Sonderegger en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 17 septembre 2009.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.