ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgevolgen van een Bericht Terugbetalen in het kader van studiefinanciering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de rechtsgevolgen van een Bericht Terugbetalen van 6 februari 2008, dat volgens appellante niet gericht zou zijn op rechtsgevolg. De IB-Groep had eerder aan appellante medegedeeld dat er een schuld was ontstaan naar aanleiding van een inschrijvingscontrole, en deze schuld was omgezet in een rentedragende lening. Appellante heeft tegen deze besluiten niet tijdig bezwaar gemaakt, wat de Raad als een belangrijk punt beschouwt.
De Raad is van mening dat het bericht van 6 februari 2008 niet als een besluit kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het geen rechtsgevolgen met zich meebrengt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de stelling van appellante dat dit het eerste bericht was dat zij ontving over haar studieschuld niet geloofwaardig is. De Raad wijst erop dat appellante, ondanks haar dakloosheid, verantwoordelijk is voor het doorgeven van een adequaat postadres aan de IB-Groep.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in aanwezigheid van griffier M.A. van Amerongen, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2009.