ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de herbeoordeling van zijn WAO-uitkering. Appellant had zijn uitkering, die was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%, zien intrekken per 31 december 2006. Het Uwv had deze beslissing genomen op basis van het aangepaste Schattingsbesluit dat sinds 1 oktober 2004 van kracht was. Na bezwaar van appellant werd zijn uitkering opnieuw vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 15-25%.
De Raad overwoog dat de herbeoordeling van appellant op basis van het oude Schattingsbesluit, dat gold tot 1 oktober 2004, correct was uitgevoerd. Appellant had aangevoerd dat hij recht had op een uitkering van 25-35% en dat de functies die hem waren voorgehouden niet beschikbaar waren voor mensen van zijn leeftijd. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zich terecht had gebaseerd op de medische en arbeidskundige beoordelingen die waren uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had geen reden gevonden om af te wijken van het eerder vastgestelde belastbaarheidsoordeel.
De Raad concludeerde dat de bezwaararbeidsdeskundige drie functies had gevonden die voor appellant geschikt waren, wat leidde tot een theoretische mate van arbeidsongeschiktheid van 17%, binnen de klasse van 15-25%. De argumenten van appellant werden verworpen, omdat hij voorbijging aan de wettelijke systematiek voor het schatten van arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de rechtbank Arnhem werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.