ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8142

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1115 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de rol van deskundigen in het bestuursrecht

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die per 23 januari 2007 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is aangepast naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en is in hoger beroep gegaan na een ongegrondverklaring door de rechtbank Leeuwarden op 14 januari 2009. De rechtbank oordeelde dat het Uwv bij zijn besluit is uitgegaan van de juiste medische beperkingen, zoals vastgesteld door de deskundige psychiater A. Wunderink in een rapport van 28 april 2008.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2009 heeft appellante haar standpunt toegelicht, maar het Uwv, vertegenwoordigd door mr. F.H.M.A. Swarts, heeft het verweerschrift ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de deskundige de opvattingen van de door appellante geraadpleegde artsen heeft miskend. De Raad concludeert dat de eigen opvatting van appellante over haar gezondheidssituatie niet voldoende is om een bijzondere situatie aan te nemen die zou rechtvaardigen dat van de deskundige wordt afgeweken.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante geen doel treft. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de Raad het oordeel van de deskundige niet volgt. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 september 2009, waarbij de Raad geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/1115 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 14 januari 2009, 07/1158 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2009. Appellante is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F.H.M.A. Swarts.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 4 april 2007 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit de WAO-uitkering van appellante per 23 januari 2007 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante tegen het besluit van 4 april 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat uit het op haar verzoek door de deskundige psychiater A. Wunderink, op 28 april 2008 uitgebracht rapport volgt dat het Uwv bij zijn besluit van 4 april 2007 is uitgegaan van de juiste bij appellante op 23 januari 2007 bestaande beperkingen. De rechtbank is voorts tot het oordeel gekomen dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag liggende functies de mogelijkheden van appellante niet overschrijden.
3. Appellante heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat het Uwv bij de schatting van de mate van haar arbeidsongeschiktheid is uitgegaan van de juiste medische beperkingen bestreden.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. In de jurisprudentie van de Raad ligt besloten dat hij het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige volgt, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is gerechtvaardigd.
In hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien de deskundige niet te volgen.
4.3. Het is de Raad niet gebleken dat de deskundige de opvatting van de artsen die appellante heeft geconsulteerd heeft miskend. Ook deze artsen kunnen naar appellante ter zitting heeft verklaard - en overigens ook uit de stukken blijkt - de oorzaak van haar klachten niet goed duiden. De eigen opvatting van appellante omtrent haar
gezondheidssituatie is onvoldoende om een bijzondere situatie als hiervoor bedoeld aan te nemen.
4.3. Het hoger beroep van appellante treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) A.E. van Rooij.
KR