ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de rol van deskundigen in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die per 23 januari 2007 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is aangepast naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en is in hoger beroep gegaan na een ongegrondverklaring door de rechtbank Leeuwarden op 14 januari 2009. De rechtbank oordeelde dat het Uwv bij zijn besluit is uitgegaan van de juiste medische beperkingen, zoals vastgesteld door de deskundige psychiater A. Wunderink in een rapport van 28 april 2008.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2009 heeft appellante haar standpunt toegelicht, maar het Uwv, vertegenwoordigd door mr. F.H.M.A. Swarts, heeft het verweerschrift ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de deskundige de opvattingen van de door appellante geraadpleegde artsen heeft miskend. De Raad concludeert dat de eigen opvatting van appellante over haar gezondheidssituatie niet voldoende is om een bijzondere situatie aan te nemen die zou rechtvaardigen dat van de deskundige wordt afgeweken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante geen doel treft. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de Raad het oordeel van de deskundige niet volgt. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 september 2009, waarbij de Raad geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling.