ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8136

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3106 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die eerder was toegekend vanwege arbeidsongeschiktheid door zwangerschapsklachten en andere medische problemen. Appellante, die als inpakster werkte, is op 1 juni 1999 uitgevallen met zwangerschapsklachten. Na haar zwangerschap en bevalling kreeg zij te maken met rugklachten en psychische klachten. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts van het Uwv in 2007, werd geconcludeerd dat appellante beperkt belastbaar was, wat leidde tot de intrekking van haar uitkering per 23 juli 2007. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in een eerdere uitspraak de belastbaarheid van appellante bevestigd, maar het bestreden besluit wegens motiveringsgebrek vernietigd.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten en medicijngebruik, wat haar geschiktheid voor bepaalde functies zou beïnvloeden. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening hebben gehouden met de medische situatie van appellante. De Raad heeft de rapportages van beide artsen onderschreven en geen nieuwe medische gegevens ontvangen die de eerdere beoordelingen zouden ondermijnen.

De Raad concludeert dat de FML van 2 mei 2007 voldoende rekening houdt met de belastbaarheid van appellante en dat de functies die aan haar zijn voorgehouden, medisch gezien geschikt zijn. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, met M.D.F. Smit-de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2009.

Uitspraak

08/3106 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 23 april 2008, 07/3054 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Koelewijn, advocaat te Uden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2009.
Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.F. Bergman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is werkzaam geweest als inpakster en is op 1 juni 1999 uitgevallen met zwangerschapsklachten. Na haar zwangerschap en bevalling heeft appellante, naast de klachten aan haar benen als gevolg van spataderen, rugklachten gekregen met uitstraling naar haar benen. Nadien zijn daar ook psychische klachten bijgekomen.
1.2. Na afloop van de wettelijke wachttijd achtte de verzekeringsarts van het Uwv geen duurzaam benutbare mogelijkheden aanwezig en kreeg appellante een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Naar aanleiding van een herbeoordeling in het kader van het aangepaste Schattingbesluit heeft de verzekeringsarts op 2 mei 2007 geoordeeld dat vanwege de voorgeschiedenis, de klachtenbeleving en de geringe vormafwijking van de wervelkolom appellante beperkt belastbaar te achten ten aanzien van de rug. Hierbij wordt tevens de nek ontzien, hoewel voor een beperkte belastbaarheid van de nek geen medisch substraat aanwezig is. Verder is appellante uit preventieve overwegingen aangewezen op werkzaamheden met een beperkte mate van psychische stressoren. De voor appellante geldende medische beperkingen heeft de verzekeringsarts neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
1.4. Met deze FML heeft de arbeidsdeskundige een aantal functies geselecteerd op grond waarvan bij besluit van 24 mei 2007 de WAO-uitkering met ingang van 23 juli 2007 is ingetrokken, omdat volgens het Uwv op dat moment de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% bedroeg.
1.6. Het bezwaar tegen dit besluit is bij besluit van 29 augustus 2007 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ingestemd met de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante ten tijde hier in geding. De arbeidskundige onderbouwing van de arbeidsongeschiktheidsschatting heeft de rechtbank afdoende geacht. Nu deze onderbouwing eerst in de beroepsfase is gegeven heeft de rechtbank het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek vernietigd en de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten.
3. In hoger beroep is namens appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft ingestemd met de belastbaarheid van appellante, zoals deze door de betrokken (bezwaar)verzekeringsartsen is vastgesteld. Er is onvoldoende rekening gehouden met de psychische klachten van appellante, temeer nu appellante psychische hulp heeft moeten inroepen. Tevens is geen rekening gehouden met het medicijngebruik van appellante (ibuprofen 600 mg). Bij inname kan dit duizelingen veroorzaken waardoor zij een persoonlijk risico loopt ten aanzien van het autorijden dan wel bij het bedienen van machines, wat voorkomt bij de voor haar geselecteerde functies. Voorts heeft appellante betwist dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies uit medisch oogpunt voor haar geschikt zijn. Verder wijst zij er op dat de functie van productiemedewerker industrie (sbc-code 111180), en meer in het bijzonder de functie soldering technician, voor haar niet passend is, nu zij niet over een soldeercertificaat beschikt. Eerst na het behalen van dit certificaat, zou deze functie voor haar geduid kunnen worden.
4.1. Evenals de rechtbank en met overneming van haar overwegingen in de aangevallen uitspraak heeft de Raad in de in dit geding beschikbare medische en andere gegevens geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische oordeel. Met betrekking tot het verrichte medisch onderzoek neemt de Raad in aanmerking dat de verzekeringsarts appellante persoonlijk heeft onderzocht. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft hij in de rapportage van 2 mei 2007 gemotiveerd uiteengezet, mede gelet ook op de eerdere medische beoordelingen en rekening houdend met haar klachten, waarom hij appellante in staat acht lichamelijk licht, niet te stresserend, werk te verrichten. De bezwaarverzekeringsarts heeft overtuigend en afdoende aangegeven waarom de door de verzekeringsarts opgestelde FML kan worden gevolgd. De Raad is voorts van oordeel dat blijkens de rapportages, beide artsen bekend waren met het medicijngebruik en onderschrijft hetgeen het Uwv ten aanzien van het medicijngebruik in zijn brief van 8 september 2008 gemotiveerd heeft aangegeven. Ook de psychische klachten zijn naar het oordeel van de Raad voldoende in kaart gebracht en meegewogen. Nu van de zijde van appellante geen nieuwe medische gegevens in het geding zijn gebracht die aanwijzingen bevatten dat appellante op de hier in geding zijnde datum ernstiger beperkt is, is de Raad van oordeel dat met de FML van 2 mei 2007 voldoende rekening is gehouden met de belastbaarheid van appellante.
4.2. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid bestaat evenmin grond om ervan uit te gaan dat de aan appellante voorgehouden functies voor haar in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn. Het standpunt van appellante, dat de geschiktheid voor de functie van soldeer technician afhangt van het vooraf behalen van een soldeercertificaat, deelt de Raad niet. Met het Uwv, is de Raad van oordeel dat, gelet op de bewoordingen in de arbeidsmogelijkhedenlijst bij de functie soldeer technician, genoemde cursussen (zowel intern als extern) eerst dan gevolgd worden nadat de dienstbetrekking is aangegaan in het kader van een inwerkprogramma. De Raad onderschrijft verder hetgeen de rechtbank met betrekking tot de arbeidskundige grondslag heeft overwogen.
5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten, voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M.D.F. Smit-de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.D.F. Smit-de Moor.
TM