[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 10 maart 2008, 07/916 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 september 2009
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2009. Appellant is met bericht van verhindering niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Klaver.
1. Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 27 april 2007 ingetrokken.
2. Bij besluit van 26 juli 2007 zijn de bezwaren van appellant gegrond verklaard en heeft het Uwv appellants mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 27 april 2007 bepaald op 15 tot 25%.
3. De rechtbank heeft het hiertegen gerichte beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – kort samengevat – overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. Daarnaast ziet de rechtbank geen grond om er van uit te gaan dat de aan eiser voorgehouden functies voor hem niet geschikt zouden zijn.
4. In hoger beroep heeft appellant zich ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de rechtbank het door appellant ingebrachte advies van zijn medisch adviseur D.J. Schakel ten onrechte niet heeft gevolgd en dat de rechtbank zich ten onrechte niet heeft gebogen over de grond dat het zich langere tijd in een uitkeringssituatie bevinden voor hem ziekmakend heeft gewerkt. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag stelt appellant dat daar waar beperkingen worden aangenomen op zitten, staan en lopen, de afwisseling daarin niet steeds wordt gewaarborgd door het aannemen van beperkingen op die afzonderlijke items.
5.1. De Raad oordeelt als volgt.
5.2. De Raad is niet tot de conclusie kunnen komen dat het Uwv de beperkingen van appellant heeft onderschat. Voor wat betreft de grond met betrekking tot het door appellant ingebrachte rapport van Schakel kan de Raad zich verenigen met hetgeen de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 10 juli 2007 heeft geschreven.
5.3. Ten aanzien van appellants standpunt dat geen rekening is gehouden met het feit dat het zich langere tijd in een uitkering bevinden ziekmakend heeft gewerkt, wijst de Raad er – wat er van deze grond ook zij – op dat de verzekeringsarts blijkens zijn rapport van 6 december 2006 beperkingen heeft aangenomen vanwege het feit dat appellant door de lange bekrachtiging van de ziekterol niet meer in staat is zijn gedrag volledig te veranderen.
5.4. Daarnaast acht de Raad de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt. Anders dan appellant meent, blijkt uit de verzekeringsgeneeskundige rapporten niet dat hij is aangewezen op arbeid die afwisselend zittend, staand en lopend wordt uitgevoerd. De Functionele Mogelijkhedenlijst vermeldt slechts dat appellant licht beperkt is voor zitten met als toelichting dat hij wel moet kunnen vertreden. De (bezwaar-) arbeidsdeskundige heeft voldoende toegelicht dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van appellant niet te boven gaat.
5.5. Gelet op het voorgaande is de Raad dan ook van oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2009.