ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering naar arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de WAO-uitkering van appellante. De zaak betreft een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 31 oktober 2007, waarbij de WAO-uitkering van appellante met ingang van 12 juni 2007 werd herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het besluit op een juiste medische grondslag berustte en dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd waarom de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank de ernst van haar klachten en beperkingen miskent en dat zij zich in het geheel niet belastbaar acht voor arbeid. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante haar stellingen in hoger beroep op geen enkele wijze heeft onderbouwd. De Raad heeft in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van de door appellante gestelde klachten en beperkingen.
De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens heeft de Raad geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2009.