ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8013

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4865 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 18 september 2009. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A. van den Os van ARAG Rechtsbijstand, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kan vervullen vanwege vermoeidheids- en allergieklachten. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en was vertegenwoordigd door mr. L.H.J. Ambrosius tijdens de zitting op 7 augustus 2009, waar appellant niet aanwezig was.

De Raad heeft het besluit van het Uwv van 9 oktober 2007, waarin de WAO-uitkering van appellant per 30 januari 2007 werd ingetrokken, beoordeeld. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het besluit op een juiste medische grondslag berustte, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag, omdat niet voldoende was toegelicht dat de functies geschikt waren voor appellant.

In hoger beroep heeft de Raad de gronden van appellant besproken en geconcludeerd dat de rechtbank deze afdoende had gemotiveerd. De Raad oordeelde dat het Uwv zijn besluit mocht baseren op het rapport van de bezwaarverzekeringsarts, die de medische situatie van appellant adequaat had beoordeeld. De Raad volgde het standpunt van appellant niet dat hij de functies niet kon vervullen vanwege zijn klachten, aangezien de functies geen belastingen bevatten die zijn mogelijkheden overschreden.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 september 2009.

Uitspraak

08/4865 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 juli 2008, 07/1739
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. van den Os, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 9 oktober 2007 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit de WAO-uitkering van appellant per 30 januari 2007 in te trekken, omdat appellant per die datum - en overigens ook reeds per 29 november 2006 - minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellant tegen het besluit van 9 oktober 2007 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 9 oktober 2007 geheel in stand blijven en besluiten genomen omtrent vergoeding van proceskosten en griffierecht.De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat het besluit van 9 oktober 2007 op een juiste medische grondslag, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag berust. Dit laatste omdat niet op voldoende wijze is toegelicht dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant geschikt zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is in de beroepsfase alsnog een deugdelijke toelichting verstrekt. De rechtbank heeft hierin aanleiding gevonden te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die hij ook reeds in beroep heeft aangevoerd.
3.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank die gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. Terecht is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het Uwv zijn besluit van 9 oktober 2007 mede heeft mogen baseren op het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 11 september 2007. Uit dit rapport volgt dat de bezwaarverzekeringsarts beschikte over een groot aantal brieven afkomstig van appellant behandelende artsen. De brieven hebben betrekking op de periode van 25 april 1988 tot en met 2 oktober 2006. Voorts volgt uit dit rapport dat de bezwaarverzekeringsarts per de datum in geding aandacht heeft besteed aan de aanwezigheid en ernst van de door appellant gemelde vermoeidheidsklachten, long- en hartklachten, diabetes mellitus, verhoogde bloeddruk en allergieklachten.Het is ook de Raad niet gebleken dat de bezwaarverzekeringsarts de informatie afkomstig van de appellant behandelende artsen heeft miskend, dan wel anderszins een onvolledig of onjuiste opvatting van de medische situatie van appellant en de daaruit voor hem voortvloeiende beperkingen had.
3.3. De overige gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd leiden de Raad evenmin tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien het besluit van 9 oktober 2007 te vernietigen. De opvatting van appellant omtrent de bij hem bestaande beperkingen heeft hij niet onderbouwd. Het standpunt van appellant dat hij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kan vervullen in verband met zijn vermoeidheids- en allergieklachten volgt de Raad niet. In de functies komen geen belastingen voor die de mogelijkheden van appellant zoals neergelegd in de voor hem opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst overschrijden.
3.4. Het hoger beroep van appellant treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
3.5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) A.E. van Rooij.
KR