ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 11 juni 2008 haar beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering in te trekken ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 20 september 2007 besloten om de WAO-uitkering van appellante met ingang van 9 januari 2007 in te trekken, na een beoordeling van haar medische en arbeidskundige situatie. Appellante was het niet eens met dit besluit en stelde dat de (bezwaar)verzekeringsarts haar belastbaarheid onjuist had ingeschat. Ze voerde aan dat ze meer beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd, en dat het Uwv ten onrechte had aangenomen dat er functies waren die zij zou kunnen vervullen.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.H. Rebel. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat appellante in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die niet al in bezwaar en beroep waren besproken. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de resultaten van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen, en dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de belasting in de voorgehouden functies de belastbaarheid van appellante niet te boven ging.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat de intrekking van de WAO-uitkering van appellante werd gehandhaafd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 september 2009.