ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7152

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4717 WWB-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met dwangsom

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van een voorlopige voorziening die eerder was getroffen op 7 juli 2009. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. Oosting, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen. De voorlopige voorziening was destijds getroffen om het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn te dwingen om aan verzoeker voorschotten op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) te verstrekken. Verzoeker verzocht om wijziging van deze voorlopige voorziening, omdat het College weigerde uitvoering te geven aan de eerdere uitspraak. De voorzieningenrechter constateerde dat het College, ondanks eerdere afspraken, slechts een lager bedrag aan voorschotten uitbetaalde en dat er geen uitvoering werd gegeven aan de getroffen voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het College op te dragen om uiterlijk op 14 september 2009 de voorschotten te betalen, met een dwangsom van € 200,-- per dag voor elke dag dat het College in gebreke blijft. Daarnaast werd het College veroordeeld in de proceskosten van verzoeker en moest het griffierecht vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan rechterlijke uitspraken te houden en de rechten van verzoekers te waarborgen.

Uitspraak

09/4717 WWB-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van:
[verzoeker] (hierna: verzoeker),
in verband met het hoger beroep van:
verzoeker
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 8 april 2009, 09/471 en 09/370 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn (hierna: College)
Datum uitspraak: 7 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. P. Oosting, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van verzoeker heeft de voorzieningenrechter van de Raad bij zijn uitspraak van 7 juli 2009, nr. 09/2715 WWB-VV, een voorlopige voorziening getroffen.
Bij brief van 20 augustus 2009 heeft verzoeker verzocht een voorlopige voorziening te treffen in verband met de kennelijke weigering van het College om uitvoering te geven aan de uitspraak van 7 juli 2009, nr. 09/2715 WWB-VV. Tevens heeft verzoeker verzocht de bij uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening te wijzigen.
Met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is behandeling van deze verzoeken op een zitting achterwege gebleven.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de voorzieningenrechter naar zijn tussen partijen gewezen uitspraak van 7 juli 2009, nr. 09/2715 WWB-VV.
2. Bij voornoemde uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de Raad een voorlopige voorziening getroffen in dier voege dat het College is opgedragen met ingang van 18 mei 2009 aan verzoeker voorschotten ingevolge de WWB te verstrekken ter hoogte van € 500,-- per maand.
3. De voorzieningenrechter verstaat het thans gedane verzoek als een verzoek tot wijziging van de bij de uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening, enerzijds met de bedoeling het College, op straffe van een dwangsom van € 200,-- per dag, te dwingen op korte termijn uitvoering te geven aan de uitspraak van 7 juli 2009 en anderzijds met de bedoeling de getroffen voorlopige voorziening inhoudelijk te wijzigen.
3.1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:87 van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening wijzigen.
3.2.1. In het verzoek om voorlopige voorziening van 20 augustus 2009 heeft verzoeker aangegeven dat het College appellant maandelijks slechts € 200,-- betaalt, waarmee het College geen uitvoering geeft aan de bij uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening.
3.2.2. Desgevraagd is van de zijde van het College op 31 augustus 2009 telefonisch erkend dat (in ieder geval voorlopig) geen uitvoering gegeven wordt aan de voorlopige voorziening, omdat verzoeker - kort samengevat - ervan heeft blijk gegeven de voorschotten niet te besteden aan het doel waarvoor zij verstrekt worden.
3.2.3. De voorzieningenrechter constateert dat het College om hem moverende redenen weigert uitvoering te geven aan de bij uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening.
3.2.4. Op grond van het voorgaande en gezien het belang dat verzoeker heeft bij uitbetaling van de voorschotten, acht de voorzieningenrechter het aangewezen over te gaan tot wijziging van de bij zijn uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening, in die zin dat het College opgedragen wordt om uiterlijk op 14 september 2009 de voorschotten ingevolge de WWB aan verzoeker uit te betalen, met inachtneming van de uitspraak van 7 juli 2009, nr. 09/2715 WWB-VV.
3.2.5. Aangezien op grond van op 31 augustus 2009 telefonisch verkregen informatie een reële mogelijkheid bestaat dat niet aan de onder 3.2.4 gegeven opdracht zal worden voldaan acht de voorzieningenrechter het geraden om eveneens gebruik te maken van de in artikel 8:84, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:72, zevende lid, van de Awb neergelegde bevoegdheid en stelt hij een dwangsom vast voor het geval het College in gebreke blijft om binnen de bij deze uitspraak vastgestelde termijn tot uitbetaling van de voorschotten ingevolge de WWB over te gaan.
3.2.6. De Raad wijst er voor de volledigheid op dat het College, zo het van mening is dat sprake is van feiten of omstandigheden die opheffing of wijziging van de bij de uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening rechtvaardigen, de mogelijkheid heeft de voorzieningenrechter van de Raad op grond van artikel 8:87 van de Awb om opheffing of wijziging van die bij uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening te verzoeken.
3.3.1. In het verzoek om voorlopige voorziening van 20 augustus 2009 heeft verzoeker tevens verzocht de bij uitspraak van 7 juli 2009 getroffen voorlopige voorziening in die zin te wijzigen, dat aan hem volgens de geldende norm bijstand alsmede bijzondere bijstand wordt toegekend en subsidiair bijstand als alleenstaande.
3.3.2. Zoals blijkt uit de uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2009 heeft de gemachtigde van verzoeker ter zitting van 29 juni 2009 meegedeeld zich goed te kunnen vinden in verlening - bij wege van voorlopige voorziening - van bijstand ter hoogte van € 500,-- per maand. De Raad stelt vast dat verzoeker in het verzoek van 20 augustus 2009 niet heeft onderbouwd op grond waarvan het bedrag van € 500,-- verhoogd moet worden. De Raad ziet dan ook geen aanleiding het bij uitspraak van 7 juli 2009 - bij wege van voorlopige voorziening - vastgestelde bedrag van € 500,-- per maand op grond van artikel 8:87 van de Awb te wijzigen.
4. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het College te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand.
5. Ten slotte dient ook het griffierecht ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening te worden vergoed.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:87 van de Awb toe, in die zin dat het College wordt opgedragen om uiterlijk op 14 september 2009 voorschotten ingevolge de WWB te betalen aan verzoeker met inachtneming van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2009, op verbeurte van een dwangsom van € 200,-- voor elke dag dat het College hiermee in gebreke blijft;
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:87 van de Awb voor het overige af;
Veroordeelt het College in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 322,--;
Bepaalt dat het College aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 110,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van J.E. Visser als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 september 2009.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) J.E. Visser.
IJ