ECLI:NL:CRVB:2009:BJ6404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een maatregel in de vorm van een korting op de toeslag op basis van de Toeslagenwet
In deze zaak gaat het om de oplegging van een maatregel in de vorm van een korting van 20% op de toegekende toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW) voor de periode van 9 februari 2005 tot 8 februari 2006. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 maart 2008 heeft vernietigd. De appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, stelde dat de betrokkene verzuimd had om tijdig een aanvraag voor de toeslag in te dienen. De Raad oordeelde dat de onbekendheid van de betrokkene met de Toeslagenwet niet kan leiden tot het oordeel dat het verzuim niet aan haar kan worden verweten. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het aanvragen van de toeslag bij de betrokkene ligt, en dat onbekendheid met de wet voor haar rekening en risico komt.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de betrokkene niet kon worden verweten dat zij niet eerder een aanvraag om toeslag had gedaan, mede gezien de handelwijze van de gemeente Gouda. De Centrale Raad van Beroep vond echter dat deze overwegingen niet opgingen, omdat de betrokkene de toeslag op grond van de TW niet tijdig had aangevraagd. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de maatregel niet in overeenstemming was met het Maatregelenbesluit. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 augustus 2009.