ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de rechtbank de beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant te herzien, heeft bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 augustus 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.S.J. de Korte, betwistte de herziening van zijn uitkering, die was verlaagd van 80-100% naar 65-80%. De rechtbank had overwogen dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door de verzekeringsartsen en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren voor appellant, ondanks zijn psychische klachten en gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere stellingen en voegde hieraan toe dat de rechtbank een onjuiste interpretatie had gegeven aan een brief van zijn psychiater en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische situatie. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsgeneeskundige rapportages in hoger beroep bevestigden dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een juiste weergave was van de belastbaarheid van appellant. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische grondslag van de schatting deugdelijke was en dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellant.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van zowel medische als arbeidskundige aspecten bij de herziening van een WAO-uitkering.