ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5477
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaarde. Het Uwv had de WAO-uitkering van appellant herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35% met ingang van 15 november 2006. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant, en dat de functies die aan appellant waren voorgehouden, niet boven zijn mogelijkheden uitgingen.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, in verband met een depressie en een persoonlijkheidsstoornis. Hij betoogde dat deze combinatie van aandoeningen hem belet om de geduide functies te vervullen, vooral vanwege problemen met samenwerken en concentratie. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van zijn eerdere stellingname. De Raad concludeerde dat, hoewel appellant nog steeds lijdt aan een matig ernstige depressieve stoornis, de belangrijkste reden voor zijn disfunctioneren zijn persoonlijkheidsstoornis is.
De Raad heeft vastgesteld dat er in hoger beroep geen objectieve medische gegevens zijn overgelegd die tot een andere conclusie moeten leiden. De eerdere beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts werd bevestigd, en de Raad was van mening dat de geduide functies niet vereisen dat appellant met anderen samenwerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.