ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5430

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6846 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WAZ-uitkering op basis van medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de weigering van een WAZ-uitkering ongegrond verklaarde. Appellante, werkzaam als binnenhuisarchitecte, had in 2004 haar werk gestaakt vanwege pijnklachten en vroeg in juni 2006 een WAZ-uitkering aan. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank bevestigde dit besluit.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. Appellante voerde aan dat haar medische beperkingen waren onderschat en onderbouwde dit met verschillende medische rapporten, waaronder een botdichtheidsmeting en een total body scan die een hersentumor aan het licht bracht. De bezwaarverzekeringsarts van het Uwv concludeerde echter dat deze bevindingen niet voldoende waren om aan te nemen dat appellante meer of verdergaande arbeidsbeperkingen had dan het Uwv had vastgesteld.

De Raad oordeelde dat de botdichtheidsmeting in lijn was met een leeftijdsgebonden afname van botweefsel en dat de pijnklachten van appellante niet konden worden verklaard door de medische bevindingen. De neurochirurg van appellante kon geen wetenschappelijke onderbouwing geven voor de pijnklachten in relatie tot de tumor. De Raad volgde de bezwaarverzekeringsarts in zijn standpunt en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/6846 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 november 2007, 07/1790 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv)
Datum uitspraak: 14 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante stelde mr. P.A.M. van Leeuwen, advocaat te Schiedam, hoger beroep in en bracht vijf maal medische informatie in het geding.
Het Uwv voerde verweer. De bezwaarverzekeringsarts gaf commentaar op in hoger beroep ingebrachte informatie. Het Uwv beantwoordde een vraag van de Raad.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 3 juli 2009. Appellante verscheen, bijgestaan door Van Leeuwen, en namens het Uwv verscheen mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen het besluit van 11 april 2007 ter uitvoering van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Daarbij handhaaft het Uwv zijn besluit van 15 januari 2007, waarbij hij weigert om appellante met ingang van 28 juni 2005 een WAZ-uitkering toe te kennen. De reden is dat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt is.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. Over de volgende feiten zijn partijen het eens en ook de Raad gaat hier van uit.
3.2. Appellante was werkzaam als binnenhuisarchitecte. Zij staakte dat werk in 2004 wegens pijnklachten en vroeg op 11 juni 2006 een WAZ-uitkering aan.
3.3. Op 20 september 2006 en 26 oktober 2006 zag de Uwv-arts appellante op zijn spreekuur. Hij beschikte over inlichtingen van de appellante behandelende orthopedisch chirurg en volgde diens conclusie dat sprake is van beginnende coxarthrose bij lichte dysplasie. De Uwv-arts stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op met de beschrijving van de belastbaarheid van appellante. De bezwaarverzekeringsarts was aanwezig bij de hoorzitting en beschikte over informatie van de huisarts van appellante en haar behandelende reumatoloog. Hij is het eens met de opgestelde FML.
3.4. Aan de hand van de FML selecteerde de arbeidsdeskundige functies waarvan de belasting binnen de grenzen van de belastbaarheid in de FML valt en hij becijfert het loonverlies op minder dan 25%. De bezwaararbeidsdeskundige liet een deel van de functies vervallen, maar komt tot het zelfde loonverlies.
4. Appellante herhaalt in hoger beroep haar beroepsgrond dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Dat standpunt onderbouwt zij in hoger beroep met de uitslag van een botdichtheidsmeting, een onderzoek door de bedrijfsarts van de afdeling sociale zaken van de gemeente Schiedam, een brief van 12 januari 2009 van de haar behandelende reumatoloog en het verslag van 16 februari 2009 van een zogenoemde “total body scan”.
5.1. De Raad is het eens met de conclusies van de rechtbank.
5.2. De botdichtheidsmeting past bij een leeftijdsgebonden afname van de hoeveelheid botweefsel. Voor de rug- en heupklachten van appellante zijn forse beperkingen aangenomen in de FML. De klachten van appellante zijn niet te verklaren uit de medische bevindingen. De bedrijfsarts verwacht (enkel) op geleide van de pijnklachten geen duurzame en structurele inzet van appellante in arbeidsproces.
5.3. De total body scan bracht een hersentumor aan het licht. Over die tumor ontbreken verdere gegevens. De Raad volgt de bezwaarverzekeringsarts in zijn standpunt dat deze ontdekking onvoldoende is voor de conclusie dat op 28 juni 2005 meer of verdergaande arbeidsbeperkingen voor appellante gelden dan waar het Uwv van uitgaat. De door appellante ter zitting overgelegde brief van de haar behandelende neurochirug verandert dit niet. Volgens de brief is geen wetenschappelijke onderbouwing te geven dat de pijnklachten van appellante zijn te verklaren door het bestaan van de tumor; de neurochirurg vermeldt dat hij appellante verzekerde van het feit dat het zeker niet zo is dat de pijnklachten na operatieve verwijdering van de tumor over zijn.
6. Het hoger beroep slaagt niet.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.L. de Gier.
EV