ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en de rol van de bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving een WAO-uitkering, die in 2006 werd verlaagd op basis van een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor geheugen- of concentratieproblemen, en dat appellant in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn klachten onvoldoende zijn meegewogen en dat de bezwaarverzekeringsarts onterecht heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratiestoornissen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig heeft gehandeld. De Raad stelt vast dat de bezwaarverzekeringsarts de medische gegevens van neuroloog dr. P. Portegies heeft betrokken bij zijn beoordeling en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die tot een ander oordeel kunnen leiden. De Raad is van mening dat de bezwaarverzekeringsarts terecht geen aanleiding heeft gezien voor nader onderzoek, gezien de reeds beschikbare informatie en het gedrag van appellant tijdens de hoorzitting.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak wordt openbaar gedaan.