ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de ingangsdatum van de draagkracht voor studiefinanciering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de ingangsdatum van de draagkrachtvaststelling voor studiefinanciering werd vastgesteld. Appellant, die een studieschuld heeft, was van mening dat de ingangsdatum van de draagkrachtvaststelling op 1 januari 2006 had moeten worden vastgesteld, in plaats van op 1 augustus 2006, zoals de IB-Groep had bepaald. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 augustus 2009 uitspraak gedaan in deze zaak.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij reeds in november 2005 een draagkrachtformulier had verzonden en dat hij erop mocht vertrouwen dat dit formulier was ontvangen. De IB-Groep heeft echter in haar verweerschrift aangegeven dat de ingangsdatum van de draagkracht op 1 augustus 2006 is vastgesteld, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere datum rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de argumenten van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.
De Raad heeft verder opgemerkt dat de stellingen van appellant in hoger beroep voornamelijk herhalingen zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd, zonder wezenlijk nieuwe gezichtspunten. De IB-Groep heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is om de hardheidsclausule toe te passen, omdat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn aangetoond. De stukken die betrekking hebben op de psychische gezondheid van appellant zijn niet relevant voor de situatie in 2006.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep geen doel treft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, en de uitspraak is openbaar gedaan op 14 augustus 2009.