ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5294

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1551 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden verzekerd was voor de AWW. De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van de Svb bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante in januari 2004 een aanvraag om een nabestaandenuitkering had ingediend, waarbij zij meldde dat haar echtgenoot op 12 november 1990 was overleden. De Svb had in 2004 en 2006 besluiten genomen die de aanvraag van appellante afwezen, met de onderbouwing dat er geen bewijs was dat haar echtgenoot verzekerd was voor de AWW op het moment van overlijden. De rechtbank had geoordeeld dat de Svb voldoende onderzoek had verricht naar het arbeidsverleden van de echtgenoot van appellante en dat de conclusie van de Svb terecht was.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar echtgenoot in Nederland had gewerkt en dat zij geen inkomen had. De Raad oordeelde echter dat appellante geen nieuwe gegevens had aangedragen die de Svb zouden verplichten tot verder onderzoek. De Raad bevestigde de eerdere oordelen en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, met W. Altenaar als griffier. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

08/1551 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2008, 06/2536 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 13 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft bij de rechtbank Amsterdam hoger beroep ingesteld.
De rechtbank heeft dit hoger beroepschrift bij brief van 4 maart 2008 aan de Raad doorgezonden.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft in januari 2004 een aanvraag om een nabestaandenuitkering ingediend. Hierbij heeft ze vermeld dat haar echtgenoot [naam echtgenoot] (hierna: [M.]) op 12 november 1990 is overleden. Bij besluit van 5 juli 2004 heeft de Svb geweigerd appellante in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Bij besluit van 6 september 2004 heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 5 juli 2004 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 januari 2006 (04/4752) heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 6 september 2004 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en de Svb opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellante.
1.2. Bij besluit van 13 april 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante opnieuw ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Svb overwogen dat op grond van artikel 105 van de ANW de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) van toepassing blijft op rechten, verplichtingen en bevoegdheden over tijdvakken gelegen voor 1 juli 1996. Uit de ten dienste staande gegevens is niet gebleken dat [M.] op de dag van zijn overlijden verzekerd was voor de AWW. Ook aan de toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV) kon appellante geen aanspraak maken op een pensioen krachtens de Nederlandse wettelijke regelingen.
2. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de Svb voldoende onderzoek heeft verricht naar het arbeidsverleden van [M.]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Svb terecht geconcludeerd dat niet is gebleken dat [M.] op het moment van overlijden verzekerd was voor AWW. Ook aan het NMV kan appellante geen recht op een nabestaandenpensioen ontlenen.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat haar echtgenoot gedurende langere tijd in Nederland heeft gewerkt en dat zij geen inkomen heeft.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad kan zich geheel vinden in de overwegingen van de rechtbank en maakt die tot de zijne. Ook de Raad is van oordeel dat de Svb naar behoren onderzoek heeft verricht naar het gestelde arbeidsverleden van de echtgenoot van appellante. Nu appellante ook niet met nadere gegevens is gekomen, bijvoorbeeld namen van werkgevers of de duur van de werkzaamheden in Nederland, kan niet gezegd worden dat de Svb nog meer onderzoek had moeten verrichten. Uit de uit het onderzoek naar voren gekomen gegevens kon de Svb slechts de conclusie trekken dat de echtgenoot van appellante bij zijn overlijden niet verzekerd was voor de AWW, en evenmin op grond van het NMV sprake was van verzekering. Derhalve heeft de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand gelaten.
4.2. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
DW
III. BESCHEID
Der Centrale Raad van Beroep (Zentralen Berufungsrat);
Entscheidet:
Das angefochtene Urteil ist zu bestätigen.
Dies ist das von H.J. de Mooij der den Vorsitz führte in Gegenwart von W. Altenaar als Protokollführer am 13 August 2009 öffentlich verkündete Urteil.
Gegen dieses Urteil können die Parteien innerhalb von sechs Wochen nach dem Datum des Versands, Revision einlegen beim “Hoge Raad der Nederlanden” (Postfach 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage, Niederlande) wegen Verletzung oder falscher Anwendung der Bestimmungen in Bezug auf den Begriff: Kreis der Versicherten.