ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden verzekerd was voor de AWW. De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van de Svb bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in januari 2004 een aanvraag om een nabestaandenuitkering had ingediend, waarbij zij meldde dat haar echtgenoot op 12 november 1990 was overleden. De Svb had in 2004 en 2006 besluiten genomen die de aanvraag van appellante afwezen, met de onderbouwing dat er geen bewijs was dat haar echtgenoot verzekerd was voor de AWW op het moment van overlijden. De rechtbank had geoordeeld dat de Svb voldoende onderzoek had verricht naar het arbeidsverleden van de echtgenoot van appellante en dat de conclusie van de Svb terecht was.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar echtgenoot in Nederland had gewerkt en dat zij geen inkomen had. De Raad oordeelde echter dat appellante geen nieuwe gegevens had aangedragen die de Svb zouden verplichten tot verder onderzoek. De Raad bevestigde de eerdere oordelen en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.
De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, met W. Altenaar als griffier. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na verzending.