ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4924

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4394 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering na overlijden van betrokkene

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van wijlen [Betrokkene] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2008. Betrokkene was sinds 1986 arbeidsongeschikt door rug- en nekklachten en ontving een WAO-uitkering. In 2002 heeft het Uwv de uitkering herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt, wat door het Uwv is gegrond verklaard, maar de rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Na het overlijden van betrokkene op 11 maart 2009 hebben zijn erven de procedure voortgezet.

Tijdens de zitting op 26 juni 2009 zijn de erven vertegenwoordigd door de weduwe, dochter en moeder van betrokkene. Het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad voor de Rechtspraak heeft de rapporten van de ingeschakelde deskundigen, waaronder neuroloog G.K. van Wijngaarden en psychiater J. Rübsaam, als zorgvuldig en consistent beoordeeld. De Raad volgt in zijn overwegingen de vaste rechtspraak dat het oordeel van onafhankelijke deskundigen gerespecteerd dient te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking rechtvaardigen.

De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om van deze hoofdregel af te wijken en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De argumenten van de erven dat de situatie van betrokkene verslechterd was, zijn niet voldoende om te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/4394 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de erven van wijlen [Betrokkene], gewoond hebbende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2008, 03/1297 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Wijlen [Betrokkene] (hierna: betrokkene) heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Betrokkene is op 11 maart 2009 overleden. De erven hebben de procedure voortgezet.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2009. Voor appellanten zijn verschenen [naam weduwe] weduwe van betrokkene, [naam dochter] dochter van betrokkene en [naam moeder] van betrokkene. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1. Nadat betrokkene op 1 oktober 1986 wegens rug- en nekklachten was uitgevallen voor zijn werkzaamheden als assistent bedrijfsleider/micro operator, is hij met ingang van 1 oktober 1987 in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Bij besluit van 1 maart 2002 heeft het Uwv de uitkering van betrokkene met ingang van 1 april 2002 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het daartegen gemaakte bezwaar van betrokkene is bij besluit van 28 april 2003 (het bestreden besluit) gegrond verklaard. Met ingang van 1 april 2002 heeft het Uwv de arbeidsongeschiktheidsuitkering gewijzigd voortgezet naar een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak -voor zover van belang- het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, naar vaste jurisprudentie van de Raad, het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundigen, de neuroloog G.K. van Wijngaarden en de psychiater J. Rübsaam, gevolgd. In dit geval doen zich geen feiten of omstandigheden voor die voldoende grond opleveren om van deze lijn af te wijken. Het medische gedeelte van het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook juist.
4. In hoger beroep heeft betrokkene zijn in de eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte bezwaren en argumenten in essentie herhaald. Het komt erop neer dat betrokkene van mening is dat zijn situatie eerder verslechterde dan verbeterde en dat hij volledig arbeidsongeschikt is te achten.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. In de vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige volgt, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is gerechtvaardigd. De Raad is van oordeel dat er in dit geval geen aanleiding bestaat van deze hoofdregel af te wijken. De rapporten van de deskundigen zijn zorgvuldig tot stand gekomen, consistent en naar behoren gemotiveerd. In hetgeen betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd, kunnen geen aanknopingpunten worden gevonden die doen twijfelen aan de conclusies van de deskundigen.
5.3. Uit hetgeen is overwogen onder 5.2 vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2009.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) A.C.A. Wit.
KR