ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4924
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering na overlijden van betrokkene
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van wijlen [Betrokkene] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2008. Betrokkene was sinds 1986 arbeidsongeschikt door rug- en nekklachten en ontving een WAO-uitkering. In 2002 heeft het Uwv de uitkering herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt, wat door het Uwv is gegrond verklaard, maar de rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Na het overlijden van betrokkene op 11 maart 2009 hebben zijn erven de procedure voortgezet.
Tijdens de zitting op 26 juni 2009 zijn de erven vertegenwoordigd door de weduwe, dochter en moeder van betrokkene. Het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad voor de Rechtspraak heeft de rapporten van de ingeschakelde deskundigen, waaronder neuroloog G.K. van Wijngaarden en psychiater J. Rübsaam, als zorgvuldig en consistent beoordeeld. De Raad volgt in zijn overwegingen de vaste rechtspraak dat het oordeel van onafhankelijke deskundigen gerespecteerd dient te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking rechtvaardigen.
De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om van deze hoofdregel af te wijken en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De argumenten van de erven dat de situatie van betrokkene verslechterd was, zijn niet voldoende om te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing zonder proceskostenveroordeling.