ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4430

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-175 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderbijslag en onderhoudseis voor kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de Sociale Verzekeringsbank (Svb) de aanvraag van appellant voor kinderbijslag voor zijn zes kinderen heeft afgewezen. De Svb stelde dat appellant zijn kinderen niet in belangrijke mate heeft onderhouden in het vierde kwartaal van 2006. Appellant had in dat kwartaal een bedrag van € 2.000,-- overgemaakt aan de verzorger van de kinderen, maar de Svb concludeerde dat dit bedrag niet voldeed aan de vereisten voor tweevoudige kinderbijslag, omdat de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2006 pas in 2007 was uitbetaald. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de kinderbijslag over het derde kwartaal niet kan worden toegerekend aan het vierde kwartaal, omdat deze pas na afloop van dat kwartaal was uitbetaald. Appellant heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van de vaste rechtspraak moet worden afgeweken. De Raad concludeerde dat appellant niet grotendeels heeft voorzien in het onderhoud van zijn kinderen in het vierde kwartaal van 2006, waardoor hij geen recht heeft op tweevoudige kinderbijslag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

08/175 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 november 2007, nr. 07/844 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. van der Flier, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft van verweer gediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2009. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 15 januari 2007 heeft de Svb geweigerd aan appellant met ingang van het vierde kwartaal van 2006 kinderbijslag toe te kennen voor zijn zes kinderen, [namen zes kinderen van appellant]. Aan dit besluit heeft de Svb ten gronde gelegd dat de kinderen door appellant niet in belangrijke mate zijn onderhouden.
2.1. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar aangetekend. De Svb heeft daarop aan appellant laten weten dat het bezwaarschrift niet is ondertekend. Verzocht is om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Daarbij is gewezen op het risico dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Bij schrijven van 15 februari 2007 heeft appellant aangevoerd dat na telefonisch contact met de Svb, [naam moeder van appellant], de moeder van appellant, als verzorger van de kinderen is geaccepteerd. Haar rekeningnummer is aan de Svb doorgegeven. De onderhoudsbijdrage is in eerste instantie gestort op de rekening van de zwager van appellant. Deze opdracht is echter geblokkeerd en op
24 december 2006 is door appellant aan de bank opdracht gegeven de bijdrage over te maken op de rekening van de moeder van appellant. Bijgevoegd zijn de betreffende betalingsbewijzen.
2.2. Bij besluit van 12 maart 2007 is het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat niet aan de vormvoorschriften is voldaan.
3.1. Tegen dit besluit heeft appellant beroep ingesteld. Bij brief van 23 april 2007 heeft de Svb aan de rechtbank laten weten dat het besluit van 12 maart 2007 niet wordt gehandhaafd. Bij besluit van 4 juli 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar (alsnog) gegrond verklaard. Aan appellant wordt over het vierde kwartaal van 2006 enkelvoudige kinderbijslag toegekend. Opgemerkt wordt dat appellant op 28 december 2006 een bedrag van € 2.000,-- heeft overgemaakt aan de verzorger van de kinderen. Dit bedrag is op 3 januari 2007 van de rekening van appellant afgeschreven. Bij wijze van uitzondering rekent de Svb dit bedrag toe aan het vierde kwartaal van 2006.
3.2. In beroep heeft appellant als grond tegen dit besluit aangevoerd dat hij over het vierde kwartaal van 2006 recht heeft op tweevoudige kinderbijslag, nu de kinderen uitwonend zijn in verband met het volgen van onderwijs. In het verleden heeft de Svb hem voor zijn vier oudste kinderen op die grond ook tweevoudige kinderbijslag toegekend.
3.3. In verweer heeft de Svb opgemerkt dat appellant in september 2006 heeft opgegeven dat de kinderbijslag vanaf 1 september 2006 op een ander rekeningnummer in Marokko diende te worden overgemaakt. Dit rekeningnummer was echter niet het nummer van de verzorger van de kinderen of iemand die in het huishouden van de kinderen verblijft. Daarop heeft de Svb aan appellant verzocht om het rekeningnummer van de verzorger van de kinderen op te geven. Omdat de Svb dit nummer uiteindelijk pas op 28 december 2006 heeft ontvangen, kon de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2006 niet meer binnen het vierde kwartaal van 2006 worden uitbetaald, zodat deze kinderbijslag niet meer als bijdrage over het vierde kwartaal van 2006 kon worden meegerekend. Verder heeft appellant op 3 januari 2007 een bedrag van € 2.000,-- aan de verzorger van de kinderen overgemaakt. Om in aanmerking te komen voor tweevoudige kinderbijslag geldt een onderhoudsbijdrage per kind van € 1.042,-- per kwartaal. De Svb concludeert dat appellant in het vierde kwartaal van 2006 zijn kinderen niet grotendeels heeft onderhouden, zodat hij geen recht heeft op tweevoudige kinderbijslag over dat kwartaal. Dat betekent tevens dat in het midden kan blijven of de kinderen uitwonend zijn in verband met het volgen van onderwijs.
4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Geoordeeld is dat appellant geen bewijzen heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij in aanmerking komt voor tweevoudige kinderbijslag.
5.1. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat hij wel recht heeft op tweevoudige kinderbijslag. Gewezen wordt op de eigen betaling van € 2.000,--. Daarnaast dient de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2006, welke is uitbetaald in 2007, aan het vierde kwartaal van 2006 te worden toegerekend. Indien dat zou zijn gedaan, zou appellant wel hebben voldaan aan de maatstaf - grotendeels onderhouden - voor tweevoudige kinderbijslag.
5.2. Tussen partijen is in geschil of appellant in het vierde kwartaal van 2006 zijn kinderen grotendeels heeft onderhouden zodat hij, indien en voor zover de kinderen uitwonend zijn in verband met het volgen van onderwijs, recht heeft op tweevoudige kinderbijslag.
5.3. De Raad stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat het bedrag van € 2.000,--, dat door appellant op 28 december 2006 is overgemaakt naar de verzorger van de kinderen, als onderhoudsbijdrage aan het vierde kwartaal van 2006 kan worden toegerekend. In geschil is of de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2006, die, naar ter zitting door de gemachtigde van de Svb is verklaard, is uitbetaald in het tweede kwartaal van 2007, aan het vierde kwartaal van 2006 kan worden toegerekend. Ten aanzien van dit geschilpunt merkt de Raad op dat blijkens vaste rechtspraak voor de toetsing van de onderhoudseis in beginsel uitgangspunt dient te zijn hetgeen in het betrokken kwartaal voor onderhoud is bijgedragen. Vaste rechtspraak is verder dat betalingen in het algemeen niet geacht kunnen worden betrekking te hebben op kwartalen gelegen vóór het kwartaal waarin de betaling plaatsvond. Nu de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2006, eerst is uitbetaald in 2007 omdat niet eerder een juiste rekening bekend was, kan de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2006 niet als onderhoudsbijdrage aan het vierde kwartaal van 2006 worden toegerekend. Appellant heeft voorts geen feiten of omstandigheden aangevoerd die moeten meebrengen dat van de hiervoor geformuleerde vaste rechtspraak moet worden afgeweken. Ook anderszins is de Raad daarvan niet gebleken. De Raad concludeert dat over het vierde kwartaal van 2006 door appellant niet grotendeels is voorzien in het onderhoud van zijn kinderen, zodat hij niet in aanmerking kan komen voor tweevoudige kinderbijslag in dat kwartaal.
5.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
DW