ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3862

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4071 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had eerder het bezwaar van appellante tegen het besluit van het Uwv om haar uitkering per 31 januari 2006 in te trekken, ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 24 juli 2009 behandeld. Appellante stelde dat haar lichamelijke en psychische belastbaarheid zodanig was dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden tot arbeid waren. Echter, de Raad oordeelde dat de door appellante aangedragen klachten niet waren onderbouwd met medische gegevens en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de belastbaarheid van appellante correct was vastgesteld. De Raad verwees naar de jurisprudentie met betrekking tot het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) en concludeerde dat de aanvullende toelichting over de geschiktheid van de functies voldoende was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een deskundige, aangezien appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar standpunt onderbouwden. De Raad zag ook geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/4071 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 juni 2007, 06/969 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft H.J.A. Aerts, werkzaam bij Delescen & Scheers te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2009. Appellante is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.2. Bij het bestreden besluit van 13 april 2006 is het bezwaar tegen het besluit van 30 november 2005, waarin door het Uwv aan appellante is meegedeeld dat haar WAO-uitkering met ingang van 31 januari 2006 wordt ingetrokken, ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand blijven. Ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat er gelet op de medische gegevens geen aanknopingspunten zijn om de door de verzekeringsarts in de FML van 10 oktober 2005 vastgestelde belastbaarheid van appellante voor onjuist te houden. Niet is gebleken dat de door appellante aangegeven klachten zijn onderschat dan wel onjuist zijn vastgesteld. Geen van die klachten is volgens de rechtbank geobjectiveerd of onderbouwd met medische stukken. Ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling is de rechtbank van oordeel dat gelet op de jurisprudentie van de Raad met betrekking tot het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) de aanvullende toelichting ten aanzien van de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voldoende is. Nu deze pas na het bestreden besluit door een bezwaararbeidskundige is gegeven heeft de rechtbank aanleiding gezien het bestreden besluit te vernietigen en te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand blijven. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte de maatman gemaximeerd op 38 uur. Omdat zonder maximering van de maatman de mate van arbeidsongeschiktheid ook minder dan 15% bedraagt heeft dit naar het oordeel van de rechtbank geen gevolgen voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
3. Evenals bij de rechtbank stelt appellante zich in hoger beroep op het standpunt dat zij ten tijde in geding zodanige beperkingen in haar lichamelijke en psychische belastbaarheid ondervond dat er geen sprake was van duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Daarnaast heeft appellante de Raad verzocht een deskundige te benoemen.
4.1. De Raad is van oordeel dat de medische gronden van appellante niet kunnen leiden tot een ander oordeel dan het oordeel van de rechtbank en de Raad verwijst naar de overwegingen in de aangevallen uitspraak. Namens appellante zijn in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd die haar standpunt dat de rechtbank tot een onjuist oordeel is gekomen onderbouwen of die aanleiding geven voor het benoemen van een deskundige.
4.2. Aangezien in deze zaak alleen medische gronden zijn aangevoerd en de rechtbank naar het oordeel van de Raad afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd geschikt kunnen worden geacht voor appellante, slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is, uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) A.L. de Gier.
EV