ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante in te trekken, ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv de uitkering met ingang van 28 november 2006 terecht had ingetrokken. Appellante stelde in haar hoger beroepschrift dat de verzekeringsarts in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkingen. Echter, appellante heeft deze stelling niet onderbouwd met bewijs of argumenten. De Centrale Raad van Beroep heeft de gedingstukken bekeken en geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van de stellingen van appellante. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan de aangevallen uitspraak ten grondslag lagen onderschreven. Het hoger beroep van appellante werd derhalve ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.