ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4232 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 17 juli 2009. Appellante had eerder een WAO-uitkering ontvangen vanwege arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv heeft in 2006 besloten deze uitkering te beëindigen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante was afgenomen tot minder dan 15%. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten.

Appellante heeft in hoger beroep diverse medische gegevens ingediend, waaronder een huisartsenjournaal en een verwijsbrief. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een rapport van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft toegelicht dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn, en dat de door appellante ingebrachte argumenten over haar medische beperkingen niet opgingen. De Raad heeft de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) als juist beoordeeld en de argumenten van appellante verworpen.

De Raad heeft geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ontoereikend of onjuist is en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/4232 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank `s-Gravenhage van 3 juni 2008, 06/7340,
(de aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld. Zij heeft een huisartsenjournaal, een overzicht van de haar voorgeschreven medicatie, een verwijsbrief van 20 april 2009 en afsprakenkaarten voor poliklinische behandeling ingezonden.
Het Uwv heeft verweer gevoerd en een reactie van 28 mei 2009 van de bezwaarverzekeringsarts op de door appellante ingezonden medische gegevens ingezonden.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 5 juni 2009. Appellante is bijgestaan door
mr. R.G. Groen, advocaat te `s-Gravenhage. Namens het Uwv is verschenen R. Rijk.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 20 juli 2006 door het Uwv bekend gemaakte besluit. Hierbij heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van 26 januari 2006 tot de beëindiging van de WAO-uitkering van appellante met ingang van 27 maart 2006. Hieraan ligt ten grondslag dat de mate van de arbeidsongeschiktheid van appellante tot minder dan 15% is afgenomen.
2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 juli 2006 vernietigd, maar de rechtsgevolgen er van in stand gelaten.
3.1. Appellante werkte als full time administratief medewerkster. Vanaf 1986 ondervindt zij elleboogklachten. Zij heeft haar werk als administratief medewerkster in 1989 voor 20 uren per week gestaakt en in verband hiermee is haar een WAO-uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheid van 45-55%.
3.2. Op 29 november 1993 staakte zij haar werk volledig vanwege rugklachten. Dat leidde tot indeling in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse per 16 augustus 2002.
3.3. Op 14 oktober 2005 is appellante onderzocht door de verzekeringsarts, die tevens rekening hield met knieklachten en hypertensie. Hij heeft de voor appellante geldende medische beperkingen vastgelegd in een zogenaamde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3.4. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd waarvan de belasting de belastbaarheid van appellante niet zou overtreffen. De arbeidsdeskundige acht het eigen werk van appellante voor haar ongeschikt, met name, omdat de belasting van de typewerkzaamheden haar belastbaarheid overtreft.
3.5. In bezwaar beschikte de bezwaarverzekeringsarts over informatie van de appellante behandelende fysiotherapeut en uitgebreide inlichtingen van de huisarts van appellante. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellante zelf onderzocht. Zij onderschrijft de FML.
3.6. De bezwaarverzekeringsarts heeft op de door appellante in hoger beroep ingebrachte medische inlichtingen als volgt gereageerd:
“Huisarts meldt dat de hypertensie niet goed gereguleerd is echter in de brief van internist-endocrinoloog dr. E.J.J. Duschek d.d. 2-10-2006 staat dat de hypertensie op dit moment aardig gereguleerd is met multiple antihypertensiva. Bij lichamelijk onderzoek was de tensie 180/100. Bij eigen onderzoek (d.d. 19-7-2006) heb ik een tensie van 180/105 mmHG gemeten. Uit het journaal van de huisarts blijkt dat cliënt op 30-3-2006 (rondom de datum in geding) tensie had van 150/110. Per datum in geding was de hypertensie dus geen reden om volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
M.b.t. rugklachten: zoals eerder gerapporteerd ernstige afwijkingen zijn nooit gevonden. MRI-LSWK d.d. 16-11-2005 liet geen afwijkingen zien. In de FML is een beperkte fysieke belastbaarheid aangenomen. Hiermee is er meer dan voldoende rekening gehouden met de geuite klachten en beperkingen.”
4. Het hoger beroep van appellante keert zich tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen door de rechtbank met de beroepsgrond dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Daarnaast betoogt zij dat de geselecteerde functies voor haar niet geschikt zijn.
5. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ontoereikend of onjuist is. De Raad kan zich vinden in de strekking van het in 3.6. weergegeven commentaar van de bezwaarverzekeringsarts.
6. In beroep heeft het Uwv voldoende toegelicht dat de functies voor appellant geschikt zijn. Het andersluidende betoog van appellante gaat uit van de, door de Raad verworpen, gedachte dat de FML niet juist is. De Raad ziet aanleiding om de aangevallen uitspraak te bevestigen.
7. Voor een kostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) R.L. Rijnen.
GdJ