ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dateert van 17 juli 2009. Appellante had eerder een WAO-uitkering ontvangen vanwege arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv heeft in 2006 besloten deze uitkering te beëindigen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante was afgenomen tot minder dan 15%. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten.
Appellante heeft in hoger beroep diverse medische gegevens ingediend, waaronder een huisartsenjournaal en een verwijsbrief. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een rapport van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft toegelicht dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn, en dat de door appellante ingebrachte argumenten over haar medische beperkingen niet opgingen. De Raad heeft de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) als juist beoordeeld en de argumenten van appellante verworpen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ontoereikend of onjuist is en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.