2.2. Met betrekking tot de korting van de uitkering van appellante in verband met inkomsten uit arbeid, heeft de rechtbank in haar uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder, het volgende overwogen:
“Vooropgesteld zij dat op eiseres ingevolge het bepaalde in artikel 80 WAO de verplichting rustte opgave aan verweerder te doen van haar werkzaamheden en inkomsten. Dat zij er - al dan niet terecht - van uitging dat haar werkgever dat zou doen, kan haar niet ontheffen van haar mededelingsplicht die ingevolge deze bepaling - enkel - op haar rustte.Volgens de betaallijst en loonstaat 2003 heeft eiseres in de maanden juni, juli, augustus, november en december 2003 in totaal € 5613,77 (bruto) verdiend en zijn aan haar betalingen van in totaal € 4395,64 netto gedaan. Eiseres heeft in haar belastingaangifte over hetzelfde jaar opgave gedaan van een bedrag van € 5.980,- aan (bruto)loon met vermelding van [werkgeefsterrkgever] als werkgever. Over 2004 heeft zij volgens de loonstaat over de maanden januari, juli, augustus, september en december een bedrag van € 5.222,60 aan brutosalaris verdiend en zijn aan haar nettobetalingen gedaan van in totaal € 4.752,80. In haar aangifte 2004 deed zij conform de loonstaat 2004 opgave van een bedrag van € 5.410,- aan loon met vermelding van - wederom - [werkgeefsterrkgever] als werkgever. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de door eiseres overgelegde, schriftelijke, verklaringen van [naam (voormalig) directeur], (voormalig) directeur van [werkgeefsterrkgever], van 9 mei 2006 en 31 juli 2006 geen specifieke informatie met betrekking tot eiseres behelst, anders dan dat zij niet werd ingezet voor opbouw- of afbraakwerkzaamheden. De door [naam (voormalig) directeur] op 9 februari 2006 aan verweerder gegeven telefonische informatie sluit in het geheel niet uit dat eiseres op een van de festivals in [plaatsnaam] en - hij spreekt van het zandsculpturenfestival in [plaatsnaam] dat gedurende de zomermaanden wordt gehouden, zonder aanduiding van het jaar - mogelijk zelfs op beide festivals, die liepen van 27 juli tot 30 augustus 2003 respectievelijk 18 juli tot 5 september 2004 heeft gewerkt en voorts de gehele periode van het festival 2003/2004 te [plaatsnaam] dat liep van 15 november 2003 tot 11 januari 2004. [naam (voormalig) directeur] verwijst bovendien naar de voormalig boekhouder,
[naam (voormalig) boekhouder], die (eveneens telefonisch) aan verweerder meedeelde dat hij geen twijfels had omtrent de juistheid van de loonstaten van 2003 en 2004. De gegevens die verweerder voorts aan de Basisregistratie en het Suwinet ontleende vermelden dat het dienstverband van eiseres tot en met december 2004 heeft geduurd. Omtrent de schriftelijke verklaring van de werkgever van 1 november 2004, waarop staat vermeld dat het dienstverband per 26 september 2004 was geëindigd heeft verweerder met juistheid erop gewezen dat deze verklaring is gedateerd op 1 november 2004, derhalve voor december 2004, waarvan de loonstaat 2004 aangeeft dat eiseres in die maand heeft gewerkt. Alhoewel aan eiseres dient te worden toegegeven dat de van [werkgeefsterrkgever] ontvangen administratie en gegevens incompleet en niet geheel sluitend zijn, heeft verweerder zich, uitgaande van de voorhanden gegevens, op het standpunt mogen stellen dat eiseres de als zodanig op de betaallijst en loonstaat 2003 en de loonstaat 2004 vermelde bedragen in de daarop vermelde periodes heeft verdiend en ontvangen. Aan de schriftelijke verklaringen van de echtgenoot van eiseres en drie bekenden komt onvoldoende betekenis toe, reeds vanwege de persoonlijke relatie(s) en de algemene bewoordingen waarin deze zijn gesteld. Van bedoelde Van Genechten blijkt ten slotte niet meer dan dat zij regelmatig aanwezig is geweest op het domein van het festival in [plaatsnaam] in 2003 en daar eiseresses aanwezigheid nimmer heeft opgemerkt. Daarnaast is niet gebleken of zij eiseres (ten tijde van het festival) kent(de). Naar het oordeel van de rechtbank komt derhalve ook deze verklaring onvoldoende betekenis toe tegenover de uit verweerders onderzoek gebleken informatie. Dat de administratie van [werkgeefsterrkgever] gebrekkig is, komt voorts binnen de context van onderhavige besluitvorming voor risico van eiseres die heeft verzuimd concrete, verifieerbare gegevens betreffende haar inkomsten te verstrekken als gevolg waarvan verweerder genoodzaakt was een reconstructie te maken van eiseresses werkzaamheden en verdiensten. Ook het feit dat eiseres dergelijke gegevens niet kan verstrekken kan haar niet baten, nu zij zich kennelijk contant heeft laten uitbetalen zonder dat aan haar een bewijs van ontvangst werd verstrekt. Zulks geldt evenzeer voor haar argument dat de jaaropgaven 2003 en 2004, aan de hand waarvan de belastingdienst op haar verzoek de belastingaangifte over de bedoelde jaren invulde, ook een te hoog bedrag aan loon vermeldde, naar haar achteraf is gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank kan ten slotte niet worden gezegd dat verweerders onderzoek ontoereikend is geweest, enkel omdat omtrent een aantal aspecten geen volstrekte duidelijkheid is verkregen, temeer nu ook de van de zijde van eiseres ontplooide initiatieven richting [werkgeefsterrkgever] niet tot meer resultaat hebben geleid.Verweerder heeft derhalve terecht en op goede gronden aangenomen dat eiseres de genoemde bedragen over de bedoelde periodes heeft verdiend, zodat hij terecht heeft beslist dat eiseresses uitkering over de bedoelde periodes niet uitbetaald dan wel uitbetaald had dienen te worden tot de bedragen ter grootte van haar arbeidsongeschiktheid als deze opnieuw zou zijn vastgesteld. Nu derhalve het niet nakomen door eiseres van haar verplichting op grond van artikel 80 van de WAO heeft geleid tot het ten onrechte verlenen respectievelijk tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, heeft verweerder voorts terecht de uitkering over de bedoelde periodes herzien op de voet van het bepaalde in artikel 36a, eerste lid, sub b, van de WAO.”