ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.T. de Kwaasteniet
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en voldoende medische grondslag voor arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd behandeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de intrekking van de uitkering per 31 maart 2006 terecht was, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.F.M. Deijkers, stelde in hoger beroep dat haar dysthyme stoornis haar meer beperkingen oplegt dan door de (bezwaar)verzekeringsartsen was aangenomen. Tijdens de zitting op 5 juni 2009 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door E.M.C. Beijen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad concludeert dat de medische gegevens, waaronder rapportages van behandelend artsen, onvoldoende steun bieden voor de stelling van appellante dat haar beperkingen zijn onderschat. De bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons had in zijn rapportage al aangegeven dat de klachten van appellante chronisch zijn en dat er geen verbetering is opgetreden ondanks behandelingen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtsgevolgen van het besluit in stand zijn gelaten.
De Raad oordeelt dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met haar geldende belastbaarheid. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 juli 2009.