ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de ongewijzigde voortzetting van WAO-uitkering na hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de voortzetting van haar WAO-uitkering. Appellante, die sinds 16 juli 2001 een WAO-uitkering ontvangt in verband met rug- en psychische klachten, heeft in hoger beroep betoogd dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, ten onrechte in verschillende bestandscodes zijn opgenomen en dat zij ongeschikt is voor deze functies vanwege het vereiste werktempo en concentratie. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante in staat is de aan de schatting ten grondslag liggende functies te vervullen, mede op basis van aanvullende rapportages van bezwaararbeidskundige Thoen en bezwaarverzekeringsarts Koek. De Raad heeft de grieven van appellante verworpen en de overwegingen van de rechtbank onderschreven, waarbij werd benadrukt dat er geen medische stukken zijn ingebracht die het standpunt van appellante onderbouwen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, in aanwezigheid van griffier A.L. de Gier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.