als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: verzoeker),
tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 oktober 2005, 04/5072,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van
13 oktober 2005, 04/5072.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft nadere stukken ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Verzoeker is niet verschenen. Het Uwv heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen.
1.1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Bij de uitspraak waarvan thans om herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van 29 juli 2004, 03/3085 van de rechtbank Amsterdam bevestigd. De Raad heeft daarbij overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en dat het Uwv deze op goede gronden heeft geweigerd.
2. Het verzoek om herziening is uitsluitend gericht tegen de weigering om verzoeker in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de WAO. Verzoeker heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij invalide is en medische behandelingen ondergaat.
3.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De Raad is niet gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
3.2. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade comme membre, en présence de
W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 9 Juillet 2009.