08/5592 WIA + 08/6878 WIA
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 september 2008, 07/3587 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 juli 2009
Namens appellant heeft mr. W.F.C. van Megen, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nieuw besluit op bezwaar van 28 november 2008 overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.G. de Jong.
1. Naar aanleiding van een aanvraag van appellant om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv bij besluit van 29 december 2006 vastgesteld dat voor appellant met ingang van 22 december 2006 geen recht is ontstaan op een WGA-uitkering, omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van die datum moet worden gesteld op minder dan 35%. Bij besluit van 10 oktober 2007 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van
29 december 2006 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 oktober 2007 gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag. Uitgaande van de in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 augustus 2007 opgenomen beperkingen moet appellant in staat worden geacht om de voor hem geselecteerde functies van telefonist/receptionist en loketbediende uit te oefenen. De derde arbeidsmogelijkheid, de functie van machinaal metaalbewerker, is naar het oordeel van de rechtbank niet geschikt voor appellant en dient buiten beschouwing te worden gelaten. Daarom ontbeert het bestreden besluit een deugdelijke arbeidskundige grondslag. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van die uitspraak. Tevens heeft de rechtbank beslissingen genomen ter zake van proceskosten en griffierecht.
3. Het Uwv heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak het in rubriek I genoemde besluit op bezwaar van 28 november 2008 genomen. Bij dit besluit heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 december 2006 opnieuw ongegrond verklaard. Het Uwv heeft aan zijn nadere besluit ten grondslag gelegd de reeds bij het besluit van 10 oktober 2007 aan appellant voorgehouden functies telefonist/receptionist (Sbc-code 315120) en loketbediende (Sbc-code 316011) en daaraan toegevoegd de functie produktiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).
4. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat de functies telefonist/receptionist en loketbediende voor hem niet als passend te beschouwen zijn. Hij acht zich in die visie ondersteund door hetgeen reeds in beroep bij de rechtbank is aangevoerd in de vorm van een verklaring van de psychotherapeut J.J.G. van Tilborg van 6 november 2007 en een verklaring van de fysiotherapeut M. van Berlo van 11 november 2007. Appellant stelt zich op het standpunt dat de rechtbank deze verklaringen ten onrechte niet - dan wel onvoldoende kenbaar in de aangevallen uitspraak - heeft meegewogen. Voorts heeft appellant een nadere verklaring van de psychotherapeut van 6 oktober 2008 overgelegd, waarin het verloop en de resultaten van de op 13 november 2007 gestarte behandeling is weergegeven. Naar de mening van appellant valt uit deze verklaring af te leiden dat er nog geen duurzaam benutbare mogelijkheden voor hem zijn.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het Uwv een ondeugdelijk of onzorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de beperkingen van appellant. Met de beperkingen van appellant is genoegzaam rekening gehouden in de FML. De Raad vindt in het dossier geen aanknopingspunten om aan te nemen dat appellant meer of anders beperkt is dan in de FML is aangenomen. Die aanknopingspunten vindt de Raad ook niet in de in hoger beroep ingebrachte medische stukken.
5.3. Met betrekking tot de verklaringen van de psychotherapeut verwijst de Raad naar hetgeen de bezwaarverzekeringsarts daarover heeft gesteld in haar rapportage van 30 december 2008. Van de problematiek waarvoor appellant van 13 november 2007 tot 11 november 2008 is behandeld, was op de datum in geding (22 december 2006) nog geen sprake, aangezien deze eerst is ontstaan door frustratie van appellant rond de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. De Raad kan zich in deze rapportage vinden.
5.4. Ook de verklaring van de fysiotherapeut van 11 november 2007 biedt geen steun aan de stelling van appellant dat hij meer beperkingen ondervindt dan waarmee in de FML rekening is gehouden. De Raad kan zich vinden in hetgeen de bezwaarverzekeringsarts daarover in haar rapportage van 16 november 2007 heeft vermeld.
5.5. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden van appellant, voor zover gericht tegen de geschiktheid van de functies telefonist/receptionist en loketbediende afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
5.6. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.1. Met het besluit van 28 november 2008 is het Uwv niet geheel tegemoet gekomen aan appellant. Hieruit vloeit voort dat het besluit van 28 november 2008, met overeenkomstige toepassing in hoger beroep van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de procedure dient te worden betrokken.
6.2. Het enige - voor de onderhavige schatting relevante - onderdeel van het besluit van 28 november 2008 waarover de Raad in het kader van deze uitspraak nog niet heeft geoordeeld, is de geschiktheid van de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
6.3. Appellant stelt zich op het standpunt dat deze functie vanwege het onderdeel ‘schoonhouden van de werkplek en machine’ niet passend voor hem is gezien de in de FML opgenomen beperking voor stof, rook, gassen en dampen in verband met longklachten. Temeer daar er ook met verf dient te worden gewerkt. Voorts is er sprake van een overschrijding op de items deadlines/productiepieken. Ook is de functie niet passend vanwege het feit dat er veel gelezen moet worden. Appellant kan zich niet goed concentreren, is beperkt in zijn handelingstempo, in het verrichten van repetitieve handelingen en kan niet veel tillen/dragen. Ten slotte, is deze functie niet passend vanwege de overschrijding op de fijne motoriek.
6.4. De Raad kan appellant in deze grieven niet volgen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 9 oktober 2007 met betrekking tot de functies telefonist/receptionist en loketbediende reeds aangegeven dat appellant niet beperkt is voor deadlines/productiepieken, concentratie en handelingstempo. Dat geldt uiteraard evenzeer voor de functie produktiemedewerker industrie. Met betrekking tot laatstgenoemde functie heeft hij in zijn rapportage van 20 november 2008 naar het oordeel van de Raad afdoende toegelicht waarom er geen sprake is van overschrijding van de in de FML gestelde beperkingen. De Raad verwijst daar kortheidshalve naar.
6.5. Het beroep tegen het besluit van 28 november 2008 dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 28 november 2008 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2009.