[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 november 2007, 07/1434 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 juli 2009
Appellante heeft bij brief van 19 december 2007 hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Daarnaast heeft het Uwv een afschrift van een nieuw besluit op bezwaar van 3 december 2007 ingediend, voorzien van bijlagen.
Hierop is door appellante gereageerd bij brief van 16 januari 2009, met daarbij gevoegd een brief van 20 november 2008 van F.A.M. Vernooij, klinisch psycholoog, en J.C.A.M. van Trier, psychiater.
Hierop heeft het Uwv gereageerd bij brief van 9 februari 2009, met toezending daarbij van een aanvullende rapportage van bezwaarverzekeringsarts A. van den Broeke-Spieker van 3 februari 2009.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2009. Appellante is daarbij verschenen, vergezeld door haar echtgenoot [naam echtgenoot]. Namens het Uwv is verschenen F. Snatager.
1.1. Appellante was laatstelijk werkzaam als medewerkster NS en medewerkster thuiszorg, tezamen voor gemiddeld 38 uur per week. Op 27 maart 1998 is appellante uitgevallen voor deze werkzaamheden wegens rugklachten tijdens zwangerschap.
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan appellante met ingang van 2 april 1999 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.3. Bij besluit van 8 januari 2007 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante ongewijzigd voortgezet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellante heeft bezwaargemaakt tegen dit besluit.
2. In de bezwaarfase is onderzoek verricht door bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal. Deze verzekeringsarts, die bij de hoorzitting aanwezig is geweest en kennis heeft genomen van de in het dossier aanwezige informatie, waaronder de brief van psycholoog C. van der Gun van 30 augustus 2005, heeft in zijn rapport van 27 maart 2007 geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van het primaire medische oordeel. Wel heeft Admiraal op 26 maart 2007 de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) nog aangepast, in die zin dat de beperkende toelichting op het item 2.8 in de FML is opgeheven. Uit het rapport van bezwaararbeidsdeskundige J.C.M. Horeman van 25 april 2007 blijkt dat alle voorafgaand aan het besluit van 8 januari 2007 geduide functies ongewijzigd passend kunnen worden geacht. Bij besluit van 1 mei 2007 (hierna: bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 8 januari 2007 ongegrond verklaard.
3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, onder het geven van bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten, het beroep van appellante gegrond verklaard en bestreden besluit 1 vernietigd. De rechtbank heeft de medische grondslag van bestreden besluit 1 wel onderschreven. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat zij zich kan vinden in de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde beperkingen, zoals weergegeven in de FML van 26 maart 2007.
3.2. Wat betreft de arbeidskundige grondslag van bestreden besluit 1 heeft de rechtbank overwogen dat de functie inpakster koekjes (sbc-code 111190) dient te vervallen wegens overschrijding van het aantal uren per dag dat appellante op grond van de FML maximaal mag werken. Na het vervallen van voornoemde functie resteerden onvoldoende functies om de schatting op te baseren, zodat de rechtbank bestreden besluit 1 heeft vernietigd wegens strijd met artikel 9 van het Schattingsbesluit en aan het Uwv opdracht heeft gegeven om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
4. Het Uwv heeft in de aangevallen uitspraak berust. Ter uitvoering van die uitspraak heeft het Uwv op 3 december 2007 een nieuw besluit op bezwaar genomen (bestreden besluit 2), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 8 januari 2007 ongewijzigd is vastgesteld op 45 tot 55%. Aan deze besluitvorming ligt de FML van 26 maart 2007 ten grondslag, de rapportage van 27 maart 2007 van bezwaarverzekeringsarts Admiraal alsmede een rapportage van 29 november 2007 van bezwaararbeidsdeskundige J.C.M. Horeman, waaruit blijkt dat er een nieuwe sbc-code aan de schatting ten grondslag is gelegd en waarin een nadere toelichting is gegeven op de signaleringen in het resultaat functiebeoordeling van de thans voor de schatting gebruikte functies. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft gehandhaafd op 45 tot 55%.
5. Het hoger beroep van appellante richt zich tegen het oordeel van de rechtbank over de medische aspecten van de schatting. Appellante acht zich vanwege haar klachten niet in staat om te werken.
6. De Raad stelt vast dat bestreden besluit 2 niet volledig tegemoet komt aan het beroep van appellante tegen bestreden besluit 1. Gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen bestreden besluit 2 en wordt laatstgenoemd besluit om die reden in de beoordeling van het hoger beroep van appellante betrokken.
7.1. Wat betreft de medische grondslag van bestreden besluit 1 verenigt de Raad zich met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Tevens blijkt naar het oordeel van de Raad uit de in het dossier aanwezige medische gegevens niet dat het Uwv de belastbaarheid van appellante heeft overschat. Daaraan voegt de Raad nog toe dat de in hoger beroep door appellante ingebrachte brief van 20 november 2008 van psycholoog Vernooij en psychiater Van Trier geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de medische grondslag van bestreden besluit 1, aangezien genoemde brief dateert van ver na de datum in geding en geen nieuwe medische gegevens bevat die een ander licht werpen op de belastbaarheid van appellante ten tijde van de datum in geding. Voorts heeft bezwaarverzekeringsarts
A. van den Broeke-Spieker in het nadere rapport van 3 februari 2009 genoegzaam gemotiveerd waarom deze informatie geen aanleiding geeft om verdergaande beperkingen aan te nemen. Mede gelet op het voorgaande onderschrijft ook de Raad de medische onderbouwing van bestreden besluit 1.
7.1.2. Onder verwijzing naar het verhandelde ter zitting merkt de Raad nog op dat indien appellante meent dat haar gezondheidstoestand na 8 januari 2007 is verslechterd, zij zich tot het Uwv kan wenden met het verzoek de mate van haar arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen.
7.2. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
8. Met betrekking tot het mede tegen bestreden besluit 2 gericht geachte beroep, overweegt de Raad als volgt.
8.1. Dit besluit berust op dezelfde - hiervoor onderschreven - medische grondslag als bestreden besluit 1. Uitgaande van de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat de thans aan de schatting ten grondslag gelegde functies van productiemedewerker industrie (sbc-code 111180), papierwarenmaker (sbc-code 268040) en wikkelaar/samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn voor appellante.
8.2. Gelet op het voorgaande dient het beroep van appellante tegen bestreden besluit 2 ongegrond te worden verklaard.
9. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
Verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en A.A.H. Schifferstein en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R. Benza als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2009.