ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2492

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5300 AKW + 08/5302 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van verzekeringseisen onder de Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die woonachtig is in Marokko. Appellant had kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde deze aanvraag op basis van het feit dat appellant niet verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in Nederland woont of werkt, waardoor hij niet verzekerd is op grond van de AKW. Dit werd verder onderbouwd door de vervallen status van artikel 26 van het Koninklijk Besluit 746, dat eerder het recht op een WAO-uitkering als verzekeringsgrondslag voor de volksverzekeringen regelde.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor verzekering onder de AKW. De Raad heeft ook aangegeven dat appellant niet onder de overgangsregeling valt, omdat hij niet aan de vereisten voldeed die gesteld zijn in het Koninklijk Besluit 746. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen, en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar, en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, indien zij menen dat er sprake is van schending of verkeerde toepassing van de bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

Uitspraak

08/5300 AKW
08/5302 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2008, 07/991 + 07/4798 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 2 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2009. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, die woonachtig is in Marokko en een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), heeft op 25 mei 2006 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aangevraagd ten behoeve van zijn kind [A.], geboren [in] 2005.
1.2. Bij besluit van 12 september 2006 heeft de Svb aan appellant medegedeeld dat hij met ingang van het derde kwartaal van 2005 geen recht heeft op kinderbijslag voor zijn kind [A.] omdat hij niet verzekerd is voor de AKW. Appellant valt ook niet onder de overgangsregeling die na de wetwijziging per 1 januari 2000 van kracht is, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde dat hij over het vierde kwartaal van 1999 recht had op kinderbijslag voor dit kind.
1.3. Bij besluit op bezwaar van 31 januari 2007 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 september 2006 ongegrond verklaard.
1.4. Bij brief van 7 augustus 2007 heeft appellant kinderbijslag ingevolge de AKW aangevraagd voor zijn kind [H.], geboren [in] 2007.
1.5. Bij besluit van 12 september 2007 heeft de Svb aan appellant medegedeeld dat hij met ingang van het derde kwartaal van 2007 geen recht heeft op kinderbijslag voor zijn kind [H.] omdat hij niet verzekerd is voor de AKW. Appellant valt ook niet onder de overgangsregeling die na de wetswijziging per 1 januari 2000 van kracht is voor personen die al recht hadden op kinderbijslag, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde dat hij over het vierde kwartaal van 1999 recht had op kinderbijslag voor dit kind.
1.6. Bij besluit op bezwaar van 16 november 2007 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 september 2007 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van 31 januari 2007 en 16 november 2007 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij recht heeft op kinderbijslag omdat hij een uitkering ingevolge de WAO ontvangt.
4. Tussen partijen is in geschil de vraag of de Svb terecht heeft aangenomen dat appellant niet verzekerd was ingevolge de AKW en hij op die grond geen recht heeft op kinderbijslag voor zijn kinderen.
5.1. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat die vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Vaststaat dat appellant niet in Nederland woont of werkt, zodat hij niet op grond van artikel 6, eerste lid, van de AKW verzekerd is ingevolge die wet. Voorts is appellant niet verzekerd ingevolge de AKW op grond van het bepaalde in het Koninklijk Besluit inzake uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (24 december 1998, Stb. 1998, 746, hierna KB 746). Per 1 januari 2000 is artikel 26 van KB 746, waarin het recht op een WAO-uitkering als verzekeringsgrondslag voor de volksverzekeringen was opgenomen, vervallen. Voorts kan appellant ook niet voortgezet verzekerd worden geacht ingevolge de overgangsregeling van artikel 27, eerste lid, van KB 746 omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde dat hij in het vierde kwartaal van 1999 recht had op kinderbijslag. Nu appellant niet voortgezet verzekerd was ingevolge artikel 27 van KB 746, kan appellant ook geen aanspraak op kinderbijslag ontlenen aan het per
1 januari 2006 inwerking getreden artikel 7c van de AKW.
5.2. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
RB
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 2 Juillet 2009.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.