ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1999 was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 16 augustus 2006 besloten om de uitkering per 17 oktober 2006 in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Amsterdam, die op 15 november 2007 de beslissing van het Uwv ongegrond verklaarde.
Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, waarbij zij zowel medische als arbeidskundige grieven heeft aangevoerd. Tijdens de zitting op 29 mei 2009 is appellante bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door F.M.J. Eijmael. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de geschiktheid van bepaalde functies en de belasting op het aspect zitten, zorgvuldig overwogen.
De Raad heeft geoordeeld dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, kunnen worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde functies. De Raad verwierp het betoog van appellante dat functies die bij een latere WAO-beoordeling zijn komen te vervallen, niet meer in deze procedure mogen worden gehanteerd. Ook de opvatting van appellante dat de functie van productiemedewerker industrie niet geschikt is, werd niet gevolgd. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor bevestiging in aanmerking komt en dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos en in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier op 10 juli 2009.