ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- H.J. de Mooij
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Herziening van ANW-uitkering en procesbelang in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Assen, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Appellante ontvangt sinds 1 september 1996 een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 3 april 2007 medegedeeld dat het inkomen van appellante over een bepaalde periode niet correct was vastgesteld, wat leidde tot een terugvordering van te veel betaalde uitkering. Appellante was het niet eens met de berekening van haar inkomen, waarbij de werkgeversbijdrage in de levensloopregeling als inkomen uit arbeid werd aangemerkt.
In de bezwaarfase werd het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de Svb besloot om de ANW-uitkering niet met terugwerkende kracht te herzien. De rechtbank oordeelde dat appellante in de bezwaarfase feitelijk haar zin had gekregen, waardoor er geen procesbelang meer zou zijn voor het hoger beroep. Appellante stelde echter dat de Svb in de toekomst alsnog de herziening van de uitkering zou doorvoeren, waardoor zij belang had bij een andersluidende uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat er sprake moet zijn van een procesbelang dat daadwerkelijk kan worden bereikt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig om de Svb te veroordelen in de proceskosten, aangezien het bestreden besluit materieel volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante.