[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 4 december 2008, 08/337 (hierna: aangevallen uitspraak)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren (hierna: College)
Datum uitspraak: 23 juni 2009
Namens appellant heeft mr. F. Bakker, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. E. van Wolde, kantoorgenoot van mr. Bakker. Het College heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 22 oktober 2007 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend.
1.2. Bij brief van 26 oktober 2007 heeft het College aan appellant verzocht om de voor de behandeling van de aanvraag nog ontbrekende gegevens alsnog in te leveren vóór 9 november 2007. Daarbij gaat het - voor zover hier van belang - om bewijs van besteding van gelden ontvangen uit de verkoop van een [merknaam auto] en om stukken waaruit de herkomst blijkt van stortingen op rekeningnummer [rekening nummer]
1.3. Bij besluit van 12 november 2007 heeft het College de aanvraag van appellant met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld op de grond dat appellant niet heeft voldaan aan het verzoek om vóór 9 november 2007 de gevraagde gegevens te verstrekken.
2. Bij besluit van 10 maart 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 12 november 2007 ongegrond verklaard.
3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 maart 2008 ongegrond verklaard.
3.2. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad is voor een juiste beoordeling van het recht op bijstand inzicht vereist in de financiële situatie van de betrokkene ten tijde van de bijstandsaanvraag en gedurende de aan de bijstandsaanvraag voorafgaande periode. In dat licht heeft het College terecht verzocht om bewijs van de besteding van de opbrengst van de verkoop van de [merknaam auto] op 24 oktober 2007, alsmede om een toelichting op een aantal mutaties betreffende rekeningnummer [rekeningnummer] vanaf 15 augustus 2006. Vaststaat dat appellant niet binnen de gegeven hersteltermijn heeft voldaan aan dat verzoek. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de stelling van appellant dat hij niet kon beschikken over de door het College gevraagde gegevens niet kan worden gevolgd. Ter toelichting op de besteding van de opbrengst van de [merknaam auto] en op de door het College aangegeven mutaties heeft appellant onder meer gewezen op het aflossen van aan hem verstrekte leningen. Niet valt in te zien dat appellant redelijkerwijs niet de beschikking heeft kunnen krijgen over bewijsstukken betreffende het aangaan en aflossen van de door hem gestelde leningen.
4.3. Het College was dan ook bevoegd om de aanvraag van 22 oktober 2007 met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te stellen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat het College niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandelingstelling van de aanvraag gebruik heeft kunnen maken.
4.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en C. van Viegen en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2009.