ECLI:NL:CRVB:2009:BJ0922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- J.F. Bandringa
- H.C.P. Venema
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na onrechtmatige intrekking van bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand, welke door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam met terugwerkende kracht was ingetrokken per 1 augustus 2004. Appellante verzocht om schadevergoeding van € 2.223,96, die zij stelde te hebben geleden door deze intrekking, waaronder incassokosten door huurachterstanden en andere betalingsachterstanden. Het College had eerder een schadevergoeding van € 302,94 toegekend, maar appellante was van mening dat dit bedrag onvoldoende was.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in beginsel recht heeft op schadevergoeding, maar dat de schadevergoeding in dit geval genormeerd dient te worden door de wettelijke rente, zoals vastgelegd in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek. De Raad oordeelde dat de schade die appellante had geleden, voortkwam uit de vertraagde betaling van de bijstandsuitkering en dat er geen grond was voor een zelfstandige vergoeding van de incassokosten. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, bevestigd moest worden.
Daarnaast heeft de Raad de grief van appellante over de schending van de redelijke termijn in het kader van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verworpen, omdat de termijn tussen het indienen van het bezwaarschrift en de uitspraak niet zodanig was dat er sprake was van een schending. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het College te veroordelen in de proceskosten, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.