ECLI:NL:CRVB:2009:BI9733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning schadevergoeding op basis van de Werkloosheidswet met betrekking tot vertragingsrente
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2008, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 25 mei 2007 aan appellant een schadevergoeding toegekend ter hoogte van de wettelijke rente van € 3.416,73 in verband met een nabetaling van een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Appellant was het niet eens met de vaststelling van de vertragingsrente en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 22 april 2009 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.R. Abdoelhak. De Centrale Raad van Beroep heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen van de WW. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de juiste overwegingen heeft gemaakt en dat het Uwv de vertragingsrente correct heeft berekend. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere stellingen herhaald, maar de Raad heeft deze niet overtuigend geacht.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2009.