ECLI:NL:CRVB:2009:BI9733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3262 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding op basis van de Werkloosheidswet met betrekking tot vertragingsrente

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2008, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 25 mei 2007 aan appellant een schadevergoeding toegekend ter hoogte van de wettelijke rente van € 3.416,73 in verband met een nabetaling van een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Appellant was het niet eens met de vaststelling van de vertragingsrente en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.

Tijdens de zitting op 22 april 2009 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.R. Abdoelhak. De Centrale Raad van Beroep heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen van de WW. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de juiste overwegingen heeft gemaakt en dat het Uwv de vertragingsrente correct heeft berekend. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere stellingen herhaald, maar de Raad heeft deze niet overtuigend geacht.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2009.

Uitspraak

08/3262 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2008, 07/3780 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 juni 2009.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 augustus 2008 heeft appellant een aanvulling gegeven op zijn hoger beroepschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.R. Abdoelhak.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
2. Bij besluit van 25 mei 2007 is aan appellant in verband met een nabetaling van een uitkering ingevolge de WW met ingang van 1 mei 2003 een bedrag aan schadevergoeding ter hoogte van de wettelijke rente van € 3.416,73 toegekend. Het tegen dit besluit door appellant ingediende bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 10 oktober 2007, het bestreden besluit, ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij overwogen dat gezien de berekeningsgegevens een juiste vaststelling van de vertragingsrente heeft plaatsgevonden.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank het standpunt van het Uwv onderschreven.
4. In hoger beroep heeft appellant het oordeel van de rechtbank bestreden. Appellant heeft zijn stellingen zoals in bezwaar en in eerste aanleg naar voren gebracht herhaald.
5. De Raad, oordelend over de aangevallen uitspraak, overweegt als volgt.
5.1. De Raad stelt zich, gelet op de zich onder de gedingstukken bevindende gegevens, achter het oordeel van de rechtbank en de door haar aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen.
5.2. Met betrekking tot hetgeen in hoger beroep door appellant naar voren is gebracht volstaat de Raad ermee te verwijzen naar hetgeen de rechtbank daaromtrent heeft vastgesteld en overwogen nu de Raad het oordeel van de rechtbank onderschrijft.
5.3. Het vorenstaande leidt er toe dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een proceskostenvergoeding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) P. Boer.
BvW