ECLI:NL:CRVB:2009:BI9621

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2379 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toepassing van de Ritzenregeling in het kader van de Wet studiefinanciering 2000

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de IB-Groep. De appellant had verzocht om toepassing van de Ritzenregeling, een regeling die is bedoeld voor debiteuren met een inkomen op bijstandsniveau, maar zijn verzoek werd afgewezen. De IB-Groep stelde dat de Ritzenregeling onlosmakelijk verbonden is met een aanvraag om draagkrachtmeting, en dat deze meting niet meer kon plaatsvinden omdat alle termijnen reeds waren vervallen. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak.

De Raad overwoog dat de wetgever in de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) niet heeft gekozen voor een systeem waarin om kwijtschelding van reeds ontstane studieschulden kan worden gevraagd. De appellant had aangevoerd dat het onredelijk was om de Ritzenregeling louter op formele punten af te wijzen, maar de Raad oordeelde dat er geen onbillijkheid van overwegende aard was die de IB-Groep had kunnen dwingen om de hardheidsclausule toe te passen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant geen doel trof en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier A.L. de Gier aanwezig was. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema, terwijl de appellant noch zijn gemachtigde ter zitting verschenen waren.

Uitspraak

08/2379 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 maart 2008, 07/704 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 19 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.G.H. Janssen, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2009.
Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. P.E. Merema.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Naar aanleiding van een aanmaning van de deurwaarder heeft appellant de IB-Groep bij brief van 17 mei 2006 verzocht om toepassing van de zogeheten Ritzenregeling. Naar zijn stelling hoeft hij, omdat hij een uitkering op bijstandsniveau geniet, niets terug te betalen.
1.2. Bij besluit van 11 juni 2007 heeft de IB-Groep -beslissende op bezwaar- gehandhaafd haar besluit van 4 juli 2006 waarbij appellants verzoek is afgewezen omdat de Ritzenregeling onlosmakelijk is verbonden met een aanvraag om draagkrachtmeting en draagkrachtmeting niet meer kan plaatsvinden omdat alle termijnen reeds zijn vervallen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 11 juni 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep wederom aangevoerd dat het volstrekt onredelijk is om louter op formele punten toepassing van de Ritzenregeling af te wijzen en gesteld dat wegens het ontvangen van een bijstandsuitkering toepassing dient te worden gegeven aan de hardheidsclausule.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Ingevolge artikel 6.10, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) kan de debiteur gedurende de aflosfase bij de IB-Groep een aanvraag indienen om zijn draagkracht vast te stellen voor de resterende aflosfase. De zogenoemde Ritzenregeling uit 1997 was onlosmakelijk verbonden met een verzoek om draagkrachtmeting en hield in dat bij debiteuren met een inkomen op bijstandsniveau bij de vaststelling van draagkracht de aflossingstermijn in afwijking van het door de wet voorgeschreven minimumbedrag op nihil werd gesteld.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van appellants verzoek op 17 mei 2006 alle door appellant verschuldigde termijnen waren vervallen en derhalve de aflosfase reeds was beëindigd. Gelet op overweging 4.2 is in zo’n situatie draagkrachtmeting en derhalve ook toepassing van de Ritzenregeling niet meer mogelijk.
4.4. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet is gebleken dat onverkorte toepassing van de Wsf 2000 heeft geleid tot een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan de IB-Groep niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. In de Wsf 2000 is met de draagkrachtmeting een regeling opgenomen voor die gevallen waarin de ex-studerende niet in staat is zijn studieschuld af te lossen. Deze regeling heeft mede tot doel het ontstaan van studieschulden te voorkomen in die gevallen waarin de aflossing een te grote last is. De wetgever heeft uitdrukkelijk niet gekozen voor een systeem waarin om kwijtschelding van reeds ontstane studieschulden kan worden gevraagd.
5. Het hoger beroep van appellant treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.L. de Gier.
JL