ECLI:NL:CRVB:2009:BI9617
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de WAO-uitkering van appellant. De rechtbank Almelo had eerder, op 15 april 2008, het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de herziening van de WAO-uitkering van appellant per 23 oktober 2006, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 55 tot 65%.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de gronden die hij had ingediend onvoldoende had besproken en dat er geen deskundige was benoemd om zijn medische situatie te onderzoeken. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de herhaalde gronden van appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig, inclusief de beslissing om geen deskundige te benoemen.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een situatie waarin de medische deskundigen een eenduidige en verantwoorde opvatting hebben dat appellant als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is om de desbetreffende arbeid te verrichten. Appellant heeft zijn stellingen over de samenloop van zijn medische beperkingen niet onderbouwd, en de Raad heeft in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van zijn beweringen.
Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend aan de zijde van het Uwv.