ECLI:NL:CRVB:2009:BI9342

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4297 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die haar beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv geen nadere informatie hoefde in te winnen over de gezondheidsklachten van appellante, die sinds haar zeventiende jaar zou lijden aan arbeidsongeschiktheid. De rechtbank vond het niet onzorgvuldig dat het Uwv de aanvraag voor een WAJONG-uitkering had afgewezen, omdat appellante zelf had aangegeven dat haar eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 10 september 2002 lag. De bezwaarverzekeringsarts had in zijn rapportage van 22 november 2006 geconcludeerd dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid vóór deze datum.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij al vanaf 21 september 2000 arbeidsongeschikt was. Ze verwees naar een overzicht van voormalige werkgevers en een brief van haar huisarts. De bezwaarverzekeringsarts had echter in een rapportage van 2 november 2007 aangegeven dat de brief van de huisarts geen aanleiding gaf om zijn eerdere oordeel te herzien. De Centrale Raad van Beroep, die de zaak behandelde, concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde stukken niet voldoende waren om het eerdere oordeel te weerleggen.

De Raad besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, op 19 juni 2009.

Uitspraak

07/4297 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 juni 2009, 06/4384 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2009. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J. Kouveld.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 28 november 2006, bij welk besluit de afwijzende beslissing op de aanvraag van appellante voor een WAJONG-uitkering is gehandhaafd, ongegrond verklaard. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat zij het niet onzorgvuldig acht dat het Uwv geen nadere informatie heeft ingewonnen bij de behandelend sector ten aanzien van de gezondheidsklachten van appellante in de periode volgend op de datum dat zij 17 jaar werd op 21 september 2000. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat zij, gelet op de door appellante bij haar aanvraag zelf vermelde datum van 10 september 2002 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag en gelet op de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22 november 2006, geen aanleiding ziet tot twijfel aan het door het Uwv gevolgde standpunt van deze bezwaarverzekeringsarts dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAJONG vóór 10 september 2002.
2.1. Appellante heeft in hoger beroep wederom aangevoerd dat zij ook op 21 september 2000 al arbeidsongeschikt was in de zin van de WAJONG. Sinds haar zeventiende jaar is zij nimmer in staat geweest om gedurende langere tijd haar werk te behouden in verband met haar psychiatrische problematiek. Ter onderbouwing verwijst ze naar het, bij het Uwv bekende, overzicht van voormalige werkgevers en naar een brief van haar huisarts, gedateerd 13 oktober 2007.
2.2. Bij rapportage van 2 november 2007 heeft de bezwaarverzekeringsarts gereageerd op de brief van de huisarts. De bezwaarverzekeringsarts heeft uiteengezet waarom de brief van de huisarts hem geen aanleiding geeft om terug te komen van zijn medisch oordeel.
3.1. De Raad ziet, met de rechtbank, geen aanleiding tot twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid bij appellante vanaf haar zeventiende jaar en stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne. De in hoger beroep overgelegde brief van de huisarts van appellante doet hieraan naar het oordeel van de Raad niet af. Hierbij wijst de Raad op de reactie van de bezwaarverzekeringarts in diens rapportage van 2 november 2007, waarin het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts naar het oordeel van de Raad helder is en afdoende onderbouwd.
3.2. Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
3.3. De Raad acht geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) A.E. van Rooij.
KR