ECLI:NL:CRVB:2009:BI9124

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4371 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugbetalingsverplichting studiefinanciering

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2008, waarin haar beroep tegen het besluit van de IB-Groep van 13 juli 2007 ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de IB-Groep de maandelijkse terugbetalingsverplichting per 1 april 2007 handhaafde en niet per 1 januari 2007 op nihil stelde, zoals appellante had verzocht op basis van de continuantenregeling. Tijdens de zitting op 8 mei 2009 was appellante niet aanwezig, maar de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 19 juni 2009 de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd die niet al in de eerdere procedure waren besproken. De Raad wees erop dat de rechtbank de herhaalde gronden van appellante afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. Tevens werd opgemerkt dat appellante niet tijdig een aanvraag had gedaan om toepassing van artikel 6.11 van de Wet studiefinanciering 2000, wat haar argumentatie ondermijnde.

Uiteindelijk heeft de Raad besloten de aangevallen uitspraak te bevestigen, wat betekent dat de beslissing van de IB-Groep om de terugbetalingsverplichting niet op nihil te stellen, in stand blijft. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat inhoudt dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/4371 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2008, 07/2263 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 19 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2009. Appellante is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellante gericht tegen het besluit van 13 juli 2007 – waarbij de IB-Groep heeft gehandhaafd haar besluit de maandelijkse terugbetalingsverplichting per 1 april 2007 en mitsdien niet per 1 januari 2007 op nihil te stellen – ongegrond verklaard.
2. In hoger beroep heeft appellante geen gronden aangevoerd die niet al door haar in beroep zijn aangevoerd.
3.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de in hoger beroep herhaalde gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
3.2. De Raad volgt appellante niet in haar stelling dat de rechtbank er volledig aan voorbij is gegaan dat zij op basis van de continuantenregeling mocht verwachten dat de terugbetalingsverplichting per 1 januari 2007 op nihil zou worden gesteld. De Raad wijst op de overwegingen van de rechtbank genummerd 2.4 en 2.5. Zoals uit overweging 3.1 van deze uitspraak volgt, verenigt de Raad zich met deze overwegingen.
3.3. Hetgeen appellante heeft gesteld omtrent de uitleg van artikel 6.11 van de Wet studiefinanciering 2000 gaat eraan voorbij dat appellante niet tijdig een aanvraag om toepassing van dit artikel heeft gedaan.
3.4. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
3.5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) A.E. van Rooij.
JL