[appellant] (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juni 2008, 07/1775 (hierna: aangevallen uitspraak),
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 19 juni 2009
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2009. Appellant is in persoon verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.
1. Bij besluit van 5 juli 2007 heeft de IB-Groep het door appellant ingediende bezwaar tegen het besluit van 11 mei 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat, anders dan appellant meent, uit de waarschuwingsbrief van 10 maart 2007 volgt dat appellant de in die brief genoemde adressen met elkaar in overeenstemming diende te brengen. De rechtbank heeft niet een situatie aanwezig geacht dat appellant van het niet tijdig herstellen van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep aangevoerde gronden herhaald en nader gemotiveerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de brief van 10 maart 2007 een voorwaardelijke boodschap bevat, die redelijkerwijs niet te lezen is als waarschuwing in de zin van artikel 1.5, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000), ook niet in samenhang met de mededeling die in die brief is opgenomen onder het kopje “Let op !”.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Artikel 1.5 van de Wsf 2000 luidt als volgt.
“1. Indien bij controle door de IB-Groep blijkt dat het door de studerende verstrekte adres afwijkt van het adres waarop de studerende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, maakt de IB-Groep dit aan hem bekend en stelt hem in de gelegenheid de afwijking te herstellen.
2. Indien een uitwonende studerende de afwijking niet binnen 4 weken na de bekendmaking herstelt, wordt met ingang van de maand waarin de afwijking is ontstaan, de aan hem toegekende beurs omgezet in een beurs voor een thuiswonende studerende, tenzij hem van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
3. Indien een uitwonende studerende de afwijking na de termijn van 4 weken alsnog herstelt, wordt met ingang van de maand daaropvolgend de beurs voor een thuiswonende studerende omgezet in een beurs voor een uitwonende studerende.”
4.3. Bij brieven van 10 maart 2007 heeft de IB-Groep aan appellant meegedeeld dat bij controle is geconstateerd dat het woonadres dat hij aan de IB-Groep heeft doorgegeven ([adres 1]) in de maand februari 2007 afwijkt van het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven ([adres 2]). Appellant is er bij deze brieven op gewezen dat, indien hij de afwijking tussen de beide adressen niet binnen vier weken ongedaan maakt, de aan hem toegekende beurs naar de norm voor een uitwonende studerende met ingang van februari 2007 wordt omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende.
4.4.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de zogenaamde waarschuwingsbrief duidelijk is. In de brief worden het woonadres dat door appellant aan de IB-Groep is doorgegeven en het adres waarop hij is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie beide vermeld. Daaronder worden twee aan deze vermeldingen te verbinden conclusies weergegeven: of het nieuwe (woon)adres is (nog) niet doorgegeven aan de gemeente, of het aan de IB-Groep doorgegeven woonadres is niet (meer) juist.
4.4.2. De tekst van de waarschuwingsbrief biedt geen steun voor de uitleg die appellant daaraan geeft. Immers, indien – zoals appellant zelf heeft gesteld – het bij de IB-Groep bekende adres juist was, dan moet de conclusie worden getrokken dat appellant dit adres (nog) niet had doorgegeven aan de gemeente. Onder het kopje “Let op!” is aangegeven dat de studerende ervoor dient te zorgen dat het onjuiste adres binnen 4 weken is gewijzigd. In het geval van appellant was – gelet op zijn stelling dat het woonadres in de waarschuwingsbrief juist was weergegeven – het bij de gemeente bekende adres onjuist omdat dat niet met het woonadres in overeenstemming was, zodat hij, om te voorkomen dat zijn beurs zou worden omgezet, (alsnog) een wijziging aan de gemeente had moeten doorgeven.
4.5. Nu niet in geschil is dat appellant de afwijking niet tijdig heeft hersteld en geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die maken dat hem van de afwijking geen verwijt kan worden gemaakt, heeft de IB-Groep de beurs van appellant terecht met ingang van 1 februari 2007 omgezet in een beurs naar de norm voor een thuiswonende studerende.
4.6. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
4.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2009.