[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 december 2007, 06/2348
(hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 juni 2009
Namens appellante heeft H.J.A. Aerts, werkzaam bij Delescen Advocaten te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 28 april 2009. Partijen zijn niet verschenen.
1. Bij besluit van 5 juli 2006 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 15 februari 2006 gehandhaafd, waarbij het Uwv heeft geweigerd appellante per 5 januari 2006 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Aan dit besluit ligt ten grondslag de opvatting van het Uwv dat appellante per 5 januari 2006 met arbeid meer dan 65% van het zogenoemde maatmaninkomen kan verdienen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 5 juli 2006 ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding voor de kosten van het uitbrengen van een psychiatrische expertise afgewezen. De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat het besluit van 5 juli 2006 op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust en dat voldoende gemotiveerd is dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn.
3.1. In hoger beroep heeft appellante zich evenals in beroep op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft zij erop gewezen dat anders dan de rechtbank meent de zenuwarts dr. H.L.S.M. Busard niet tot zijn opvatting omtrent de bij haar bestaande beperkingen is gekomen op basis van de zogenoemde zelfeffectiviteitsverwachting. Voorts heeft zij gewezen op de rapportage van de arbeidsdeskundige P. Slop van 22 april 2008, uitgebracht aan de gemeente Alkmaar, waarin hij concludeert dat appellante “onvoldoende belastbaar wordt geacht voor (een traject richting) algemeen geaccepteerde (gangbare) arbeid”.Voorts blijft zij onveranderd van mening dat de functie verkoper groothandel (Sbc-code 317012) voor haar niet als passend is aan te merken vanwege de gestelde opleidingseis.
3.2. Appellante acht de toekenning van een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% aangewezen. Subsidiair acht zij de benoeming van een onafhankelijk deskundige noodzakelijk. Ten slotte heeft appellante opnieuw gevraagd om vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor het laten uitbrengen van de psychiatrische expertise van 12 maart 2007 door de zenuwarts dr. H.L.S.M. Busard en zijn reacties van 17 september 2007 en 10 juli 2008.
4.1. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel gegeven in en in de overwegingen die ten grondslag zijn gelegd aan de aangevallen uitspraak.
4.2. De vraag of de zenuwarts Busard de methode van de zelfeffectiviteitsverwachting aan zijn opvatting als neergelegd in zijn rapport van 12 maart 2007 ten grondslag heeft gelegd behoeft naar het oordeel van de Raad geen beantwoording. Dit reeds omdat uit bedoelde rapportage in onvoldoende mate blijkt op grond van welke objectieve maatstaven hij bij appellante een groter aantal beperkingen heeft vastgesteld, op zowel fysiek als op cognitief terrein, ten gevolge waarvan zij niet in staat is te voldoen aan de energetische voorwaarden om fulltime duurzaam regulier te werken. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat het Uwv geenszins van opvatting is dat appellante volledig belastbaar is. In de Functionele Mogelijkheden Lijst van 19 januari 2006 is een urenbeperking tot 4 uur per dag en 20 uur per week opgenomen. De Raad kan zich overigens vinden in de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts J. Coehoom van 29 juli 2008.
4.3. Met betrekking tot de opleiding vereist voor de functie verkoper groothandel verwijst de Raad naar hetgeen de bezwaararbeidsdeskundige daarover heeft gesteld in zijn rapportage van 28 november 2006. De Raad kan zich in deze rapportage vinden.
4.4. De omstandigheid dat appellante in het kader van de bijstandsverlening door de gemeente Alkmaar in april 2008 onvoldoende belastbaar wordt geacht voor algemeen geaccepteerde arbeid doet aan het vorenstaande niet af. Dit reeds omdat deze opvatting niet ziet op de in deze procedure aan de orde zijnde datum in geding, te weten 5 januari 2006.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene slaagt het hoger beroep niet en dient het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2009.
(get.) M.A. van Amerongen.