ECLI:NL:CRVB:2009:BI8261
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens niet volledige beëindiging van zelfstandige werkzaamheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WW-uitkering had aangevraagd na beëindiging van zijn dienstverband. Appellant had eerder een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ontvangen, maar deze was per 2 januari 2006 beëindigd omdat hij volledig als zelfstandige werkzaam was. Appellant had zijn eenmanszaak omgezet in een BV en was als directeur werkzaam. Na zijn ontslag op 15 mei 2007 heeft hij echter acquisitiewerkzaamheden blijven verrichten, wat volgens de Raad betekent dat hij zijn werkzaamheden als zelfstandige niet volledig heeft beëindigd.
De rechtbank Zutphen had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij volledig wilde stoppen met zijn BV, maar dat hij door gebrek aan duidelijkheid van het Uwv en het CWI gedwongen was om door te gaan met het zoeken naar opdrachten. De Raad oordeelde dat het werknemerschap kan worden herkregen en de WW-uitkering kan herleven, mits de werkzaamheden als zelfstandige geheel en definitief zijn beëindigd. Aangezien appellant na zijn ontslag nog steeds werkzaamheden verrichtte, was er geen sprake van een volledige beëindiging.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Tevens waren er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer, en werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2009.